14 een zodanige wijze dat gerust gesteld kan worden dat zijn pen in azijn was gedoopt. In dit eerste deel gaat het over de kinder jaren van Jacob (Jaap) en dan met name over de gespannen relatie tot zijn vader en in mindere mate tot zijn moeder. 'Mijn moeder was voor haar huwelijk 10 jaar onderwijzeres geweest. Ze heeft toen geloof ik voor de rest van haar leven genoeg gekregen van kinderen, voorzover ze er al ooit op gesteld was geweest. Ik kan mij niet herinneren ooit bij haar op schoot gezeten te hebben of dat zij mij ooit eens een sprookje heeft voorgelezen. Ik werd wel voortreffelijk gelaafd, gevoed en gekleed, maar het ontbrak aan echte moederliefde. Dat had ze van huis uit niet meegekregen. Ook haar beide zusters hadden hetzelfde gebrek. Misschien een gevolg van het feit, dat hun eigen moeder reeds bij de geboorte moederlijk wees was geworden en door een naar men zei liefde loze stiefmoeder was grootgebracht. Mijn moeder vond het niet leuk, als ik vriendjes meenam naar huis. Alleen Keesje Cath, mijn oudste vriendje, mocht nog. En vriendinnetjes - op latere leeftijd - moest ze helemaal niet. Die werden zo ijzig-vrien delijk behandeld, dat ze nooit weer terug kwamen. Niet wat ik, maar wat zij al of niet prettig vond gaf de doorslag. Met mijn vader was het idem dito. Ik denk dat ze allebei te lang vrijgezel geweest waren om zich nog aan het ouderschap te kunnen aanpassen. Had ik nu maar broertjes of zusjes gehad, dan hadden we ze met elkaar wel 'getemd', maar alleen kon ik niet tegen ze op. Het was bij ons nu eenmaal een grotemensenwereld. Zij leefden hun eigen leven van luxe, gasten en ontspanning en ik hing er zo'n beetje bij. Ik geloof dat ze achteraf liever hele maal geen kind hadden gehad. Het viel hun tegen. In zijn dagboeken en nagelaten corres pondentie van vóór zijn huwelijk heeft mijn vader wel zes keer geschreven, dat hij helemaal geen kinderen wilde hebben. Véél te "bourgeois' enzovoort. Maar ja, ik was er nu eenmaal en ze zouden me wel grootbrengen, maar van harte ging het niet. Dat heb ik altijd aan van alles kunnen merken. Het was hun te zwaar en te vermoeiend, gaf een drukkende ver antwoordelijkheid en het kostte nog een boel geld bovendien. Wanneer mijn vader weer eens een rekening voor mijn dans- of sportclub had betaald, of het schoolgeld, dan werd mij dat onder het eten min of meer onder de neus geduwd. Ik moest dan waarschijnlijk dankbaar zijn voor het geen hij toch wel allemaal voor mij moest verdienen. Toen hij daar weer eens over begon, dat het toch zo duur was om er een kind op na te houden, begon mij dat te vervelen en vroeg ik, zo'n acht jaar oud, hoe vaders met zes kinderen dat dan wel hadden. Hij keek mij aan van boven zijn halvemaans brilletje, zei niets en dacht waarschijnlijk dat er wel een goede advo caat in mij school. Er waren wel mensen die in de gaten hadden dat er ergens iets fout zat in de ouder-kind-relatie. Dat waren mijn oma van vaderszijde en mijn opa van moe derszijde. Oma maakte nog wel eens een kritische opmerking, zo begreep ik, in haar dagelijkse krabbeltjes aan mijn vader, maar opa hield zijn mond, omdat hij financieel compleet afhankelijk was van zijn schoonzoon. Wie wél een keer de moed heeft gehad zijn mond open te doen was de vader van mijn vriendje Kees Cath. Er schijnt een tijd te zijn geweest (ik was toen een jaar of acht) dat ik Keesje onge looflijk pestte. Papa Cath heeft toen mijn vader opgebeld - zij kenden elkaar goed als jaargenoten uit Leiden - en hem toen te verstaan gegeven, dat dat pesten zijns inziens kwam, doordat mijn ouders veel te weinig aandacht en belangstelling aan mij besteedden. Tot mijn verbazing ver telde mijn vader mij, wat Dr. Cath gezegd had. Zij waren toen een dag of vier heel aardig tegen mij, maar vervielen daarna weer in hun oude sleur van onverschillig heid.' Dat rot jong Het echtpaar Hepkema maakte jaarlijks enkele reizen, waarvan veel in het buiten land en bleef dan soms een maand of twee weg. Zo zijn er in de nalatenschap foto's gevonden van een kapotgeschoten stad in Een tochtje door bestuursleden van de vereniging De Spaarkas op de motorboot de Tjet- Rixt van mr. M.E. Hepkema. Afgebeeld zijn o.a. W. Bekker, H.W. Sonnega, S. Feddema en H. Schaafsma (met panamahoed), 1925

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2010 | | pagina 16