3 Voorjaar 1938 lag hij met zijn schepen in de opvaart vanaf de Kurkemeer, het ver lengde van het Vliet, tussen de boerderijen van Willem Bakker en Hein Boonstra. Dat kwam zelfs in de krant, want Röhrkohl meldde Gerrit Bosch de aankomst van de eerste ooievaar op Wylaarderbuorren. Hij en Fogeltsjebosch zullen elkaar wel eens aan een walkant hebben ontmoet. De vriendinnen (en de vrienden) Rob Röhrkohl hield van de vrouwen en de vrouwen hielden van hem. Mijn oom Wil lem zegt het nu nog: 'Alle froulju wiene gek op him'. Tja, charmante en open per soonlijkheid, Rijnlander, knappe man, een beetje Clark Gable zonder snor, kunst schilder en muzikant. Aantrekkelijk in de jaren dertig voor meisjes die wat anders wilden. Froukje Koops kende hem al sinds 1929, toen hij verloofd was met Riek van Pernis. Froukje was als telefoniste werk zaam op het Telefoondistrict, gevestigd op de zolder van het Hoofdpostkantoor aan de Tweebaksmarkt. Haar collega Johan nes Meinardy raakte ook bevriend met Rob en ging geregeld met hem te varen naar de Aide Feanen. 's Zomers waren ook Sjerp en Grietje Kaastra daar vaak met de boot te vinden. Tjitske Klaasen maakte dat van enige afstand mee: Want ik was een generatie jonger. Mijn tante Aukje Klaasen, onderwijzeres aan School 13, de Vijverschool, woonde aan de Eewal boven kapper Habekothé. Zij was een vriendin van Froukje en zij kochten geregeld werk van Röhrkohl. Haar kinderen hebben alle drie een schilderij geërfd en ik heb er ook nog een paar.' In 1937 leerde Rob de toen 22-jarige Tjitske Hiemstra kennen. Zij was violiste en woonde bij haar ouders in de Reinier de Graafstraat. Daar vandaan was het via het Kalverdijkje of de Poppeweg een pret tige wandeling naar Wylaarderbuorren waar Rob toen zijn ligplaats had. Roxanne de Bruin, een vriendin: 'Tjitske had van jongsaf een hele hoge pet van hem op; zij vond hem een genie - wat hij natuurlijk niet was.' Röhrkohl was naast water schil der ook een knap portrettekenaar. Zo hin gen op de expositie in het Fries Museum van 1940 twee geschilderde portretten, een van Tjitske en een van haar vader Hotze Hiemstra. Zijn vrienden hadden er bij Rob op aan gedrongen zich te laten naturaliseren. Hij wimpelde dat steeds af met een glimlach en een schouderophalen. Het zou wel los lopen. Naturalisatie was voor de oorlog ook een langdradige procedure. In mei 1940 lagen nog honderden verzoeken op ministeriële goedkeuring te wachten, die er dus nooit zou komen. Het was ook duur. De procedure kostte 200 gulden en daarvoor moest Rob wel vijf schilderijen verkopen. Alles wordt anders In 1939 dachten de meeste Nederlanders dat de oorlog hier niet zou komen, net als in 1914. Zo niet het Bestuur van het Friesch Museum, identiek aan dat van het Friesch Genootschap. In de herfst van 1939 ging het museum dicht onder het mom van verbouwing. De maanden daarna werd de vaste uitstalling ontman teld en elders in Friesland in veiligheid gebracht. Het museum ging weer open op 19 maart 1940 met een grote tentoonstelling van 70 Friese kunstenaars. De oude schatgraver Mr. P.C.J.A. Boeles, eminence grise van de Friese archeologie, verklaarde in zijn openingstoespraak dat het een taak van het Museum was om het kunstbezit aan de mensen te laten zien, maar ook om het 'ongerept aan het nageslacht over te leveren'. Toppers van de expositie waren Jeanne Bieruma Oosting en Piet van der Hem. De Vereniging Horizon had een aparte wand, met vier Röhrkohls, waar onder de twee portretten van Tjitske en haar vader. En toen kwamen de Duitsers. Voor Rob moet de schok nog groter zijn geweest dan voor de Nederlanders. Hij besefte dat voor hem alles zou verande ren. Een paar weken later liet hij viavia weten dat zijn grote woonschip te koop was. Natuurlijk kon hij het geld gebrui ken, maar het was ook een manier om minder opvallend te gaan wonen. Michiel de Boer, van voorheen De Boer's Borstelfabriek op de Westerplantage: 'In juni 1940 hebben wij het woonschip van Rob Röhrkohl gekocht. Mijn vader vond het in de stad te gevaarlijk worden met al die Britse aanvallen op de vliegbasis. Op een zondagmorgen zijn wij toen naar het eind van de Emmakade gelopen, voorbij de Tweede Kanaalsbrug tegenover Koop- mans. Daar lag die ark, heel apart met achterop een verhoogd atelier, helemaal in de groene carboleum. Enfin, de koop werd gesloten en wij hebben daarmee de rest van het jaar in de opvaart gelegen bij boer Zeinstra op Wylaarderbuorren. Op een nacht sloeg daar vlakbij een blindganger in en het werd kouder. Toen zijn we tegen de winter maar weer teruggegaan naar de stad. Röhrkohl zei bij de overdracht, dat mocht er wat zijn, wij hem altijd konden bereiken op het hoekpand van de Groen temarkt, boven Schwaner.' Het leven gaat ongewoon verder Op die etage, Naauw 18, woonde tot 1940 de Joodse arts Rozenberg, die net op tijd was vertrokken naar Amerika, en toen sinds kort Froukje Koops. In dit fraaie pand dreef Roelof Schwaner zijn porse leinwinkel. Het was ook een trefpunt voor Froukje's vriendinnenkring. Tjitske Klaa sen: 'Naast mijn tante Aukje had je nog Auk Sytstra, Zus Koopmans en de artis tieke zusjes Tiemersma: Froukje, actrice bij het Lyts Frysk Toaniel, Minke, die cello speelde bij het Frysk Orkest en Jo, die later getrouwd is met Van der Velde, van de boekhandel.' Niet dat Rob daar nu bivakkeerde. Hij was erg gehecht aan zijn vrijheid en hij had nog altijd zijn woonsloep en zijn zeil boot. Maar op de Friese wateren was er al spoedig geen vrijheid meer. In 1941 ver bood de Bevelhebber der Wehrmacht alle pleziervaart. Hoe de bezetter daarop con trole uitoefende is mij niet bekend, maar Rob's bewegingen werden zeer beperkt. Uit dat jaar dateert een lichtgetint zomer- Johannes Meinardy en Rob Röhrkohl (aan het roer) vermoedelijk varend op het Pikmeer, 1936 LcOVflLT^i4)t»k

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2010 | | pagina 5