Het Stadsziekenhuis in Leeuwarden in 1953-1955
27
Maaike Heegstra-de Boer Er was een tekort aan verpleegsters en ik wilde, zeer ongebruikelijk, tijdens mijn
opleiding van ziekenhuis veranderen; ik wilde naar de stad waar mijn ouders
woonden, zodat ik mijn verloofde ergens anders kon ontvangen dan in een kroeg
zoals dat in Groningen moest. De directrice kon me niet tegenhouden en ik ging
naar het stadsziekenhuis in Leeuwarden.
Afgebroken en nu een parkeerplaats voor
24 auto's. Aan twee zijden een gracht, er
voor het Blokhuisplein en aan de vierde
kant een drukke binnenstadstraat. Daar
stond toen een heel ziekenhuis voor tach
tig mensen, als je die tien pas geboren
baby's die er konden liggen, meetelde. Het
witte, oude gebouw met de ronde zolder
raampjes, de fietsenrekken, het binnen
plaatsje, het lijkenhuisje: weg. 24 auto's
en daarachter aan de andere kant van de
gracht de gevangenismuren met de raam
pjes met tralies er voor, waar we op uitke
ken. En net als vroeger even verderop de
rood verlichte ramen.
Wat bof ik dat ik niet in het deftige Diaco-
nessenhuis belandde, maar in dat kleine
ziekenhuisje waarvan artsen zeiden, dat
als je een antieke operatiekamer wou
zien, je naar het Stadsziekenhuis moest
gaan.
Weer thuis
Ik begon op de kinderzaal, twaalf kinde
ren van 1 tot en met 13 jaar, met zuster
Jenny. Ze vroeg me mee om de was naar
de zolder brengen, omdat ze me iets wilde
laten zien. We klommen met de wasmand
twee trappen op. Op de zolder hingen lan
ge verbandlinten en rubberen handschoe
nen te drogen dicht bij de vakken met
vuile was. Er stond een grote koffiemolen
waarmee ik later wel eens een meisje uit
de keuken koffie voor het hele ziekenhuis
heb zien malen. Met Jenny klom ik op een
tussenschot van de wasvakken en daar
stonden we voor het open dakraam en
keken uit over de stad. 'Is het niet prach
tig?' vroeg ze. Ik was weer thuis!
Het ziekenhuisje zinderde van de ver
halen. Ze hadden het over de ratten die
over het binnenplaatsje liepen en over
toen de urineverzamelflessen nog op de
nauwe gang stonden en als er dan een
brancard doorheen moest.En ook was er
volop romantiek of hoe moet ik het noe
men? Groningen had het niet, Friesland
wel. Had mijn moeder niet een boek over
meisjestypen in de kast, dat ik met rode
oortjes gelezen had? Stond daar niet in dat
als het romantische type al in Nederland
voorkwam, het dan in Friesland was?
Het was vanouds het ziekenhuis voor
de armen en daar werden we fijntjes aan
herinnerd. Soms moest een patiënt, van
wege onderzoeken die bij ons niet moge
lijk waren, naar het Diaconessenhuis.
Lag er een lekkere knul bij ons, moest hij
weg. Zei de zuster die hem bracht dat hij
luizen had. 'Luizen? Maar dan hoort dat
kind toch niet hier?' kreeg ze te horen. De
directeur van het Diaconessenhuis was
niks beter. We hadden samen met hun
leerlingen les van hem, P.A. Kruik, ofte
wel pa Kruik. Vroeg hij: 'bij welke patiën
ten zie je deze klier zwellingen wel eens?'
Niemand wist het. 'Kom kom, dat zullen
de zusters uit het Stadsziekenhuis toch
wel weten?' Nou nee. 'Bij patiënten met
pedikels, luizen'. Ook had hij het over 'zo
plat als de portemonnee van het Stads
ziekenhuis', dan keerden wij vijven ons
Het Stadsziekenhuis aan de zuidzijde van het Blokhuisplein in 1967