36 Personeel van het Vrije Volk, gefotografeerd op het dak van Tweebaksmarkt 47, eind 1945. Vierde van links Jo Smit, vijfde Wiersma, zesde Nico Bloemendaal, zevende Albert Geerts, elfde Van der Heide en dertiende Beers Mijn moeder was tien jaar ouder dan Jaap en als hij dacht hautain tegen mijn moe der te kunnen doen, was hij bij haar aan het verkeerde adres en maakte ze hem dat wel duidelijk. Mevrouw Hepkema was afstandelijk tegen het personeel. Ook heb ik mevrouw Klazien Anema en Jo (Koster) Jellema, Sientje Canter Visscher (Ruijg) en Antje Kuipers gekend. Mijn moeder is met hen haar hele leven bevriend gebleven. Dit lijkt me tekenend voor de onderlinge sfeer in Huize Hepkema. Jaap zat wel bij het personeel op schoot, vermoedelijk bij afwezigheid van zijn ouders. Die foto, gemaakt door mijn vader, voeg ik hier aan toe. Ook heb ik foto's van tochtjes met de boeier of de Tjet Rixt, het zomerhuisje in Grou en van de rondvlucht met een Fokker, van het feest in 1935 en van huiselijke tafereeltjes. Op 8 augustus 1944 trouwde mijn moeder en dit betekende: einde van een bijzonder dienstverband. Graag wil ik via de redactie in contact komen met de zoon van Antje Kuipers. Liesbeth Pol-de Vries, Leeuwarden Aanvulling Hepkema Op deel 3 over de Hepkema's kreeg ik nog de volgende aanvulling op het overzicht van de kranten en tijdschriften, die in Leeuwarden in en na de Tweede Wereld oorlog verschenen: op de Tweebaksmarkt 47 zat nog een dagblad: Het Vrije Volk, eerst geleid door Albert Geerts, daarna door Nico Bloemendaal. Je Maintiendrai, destijds een weekblad, is later samenge gaan met Vrij Nederland. Paul Bron, redactie Oude Friezen Wat hebben de oude gevelstenen met de Friese mythen te maken? In Leovardia 35 van mei dit jaar probeert Henk Oly een verbinding te leggen met deze oude vorm van adresomschrijving en oude Friese sagen. Aan de hand daarvan legt hij dan uit dat diet vernoegen in een eigen staat' zou refereren aan de Magnus Sage. De wijze van dichten is naar de vorm te oordelen van reformatorische oorsprong. De afbeelding zal daar gewoon bij horen. De heer Oly evenwel brengt dit dichtwerk in verband met de Magnus Sage, die in de literatuur consequent 13e eeuws wordt genoemd. Evenwel een passage in de Kro niek van Wittewierum uit het jaar 1217 (vroeg 13e eeuws) toont aan dat men in de Friese landen toen de mythische persoon Magnus nog niet kende. De passage heeft veel van de latere Magnus Sage, maar er wordt geen naam genoemd. De ingredi ënten zijn vrijwel identiek met de sage, maar het verhaal speelt zich niet in Rome af, maar voor de stad of een kasteel vlak bij Faro in Portugal, waar de kruisvaar- dersvloot, voor een derde deel bemand met Friezen, wegens omstandigheden voor anker ging. De Saracenen, zoals moslims toen genoemd werden, vluchtten alle kanten op bij het zien van de woeste Friezen; de rest van de vloot was nog aan het overleggen wat ze zouden doen. Een Fries, dus zonder naam, beklom de muur langs een touw waarlangs zojuist nog een Saraceen was gevlucht en zette eerst de vlag op de hoogste toren alvorens hij zijn medestrijders binnenliet. En dat is de gelijkenis met de door Oly in zijn tekst geschetste Magnus Sage. Overigens is deze Magnus niet de Ita liaanse, maar Magnus Erledson, die de Friezen van thuis hadden meegenomen en die rond de Noordzee wel bekend was, maar dat terzijde. Onderzoekingen in de jaren vijftig, onder meer door R. Folz, heb ben aangetoond, dat sages en heldenlie deren zich vanuit zeer beperkte gegevens ontwikkelen en wel zo, dat er steeds meer feiten en personen in het verhaal wor den gebracht. De reden daarvan is dat de troubadours hun 'produkt' telkens moes ten vernieuwen, wilden ze nog gehoord worden. En zo moet pas omstreeks 1430 hier de naam Magnus in dat verhaal zijn geïntroduceerd, want ook in tussenliggen de stukken, rond 1317 en 1358 wordt de naam Magnus nog steeds niet genoemd. Er wordt dan wel naar delen van de sage verwezen, maar juist niet naar het 'vlag en-toren-gebeuren'. Die delen, samen gevoegd met het Faro 'kiemverhaal', leve ren de latere Magnus Sage op. Na 1500, toen de Friese Vrijheid ten onder was gegaan, leefden er nog weinig van de oude mythen, stukken en rechten. De uitzondering is waarschijnlijk de pas toor Heer Ulcke uit Sondel die in 1532 een reprimande kreeg omdat hij in een mis-

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2011 | | pagina 38