4 Moedwillig verlaten Intussen had Leendert sedert 29 juni 1772 gezelschap gekregen van zijn twee jongere zusjes, zij het dat de seksen zeer angstvallig werden gescheiden en er afge zien van enig oogcontact op zondag in de kerk, weinig gelegenheid zal zijn geboden tot 'bijpraten'. Martje zou de 11-jarige Barbara begin juni van dat jaar aan haar lot hebben overgelaten. Pas op 6 augus tus van dat jaar werd ze na twee maan den omzwerven in Heerenveen opgepakt. Volgens eigen zeggen zou ze op maandag 2 juni uit de stad zijn vertrokken om naar haar zwager Hendrik Gerzee, gehuwd met haar halfzus Corneliske Hendriks, in Rinsumageest te reizen. Zij zou haar dochter Barbara daarbij hebben overgelaten aan de zorgen van buurvrouw Caatje, met wie ze een twee kamerwoning deelde in het niet meer bestaande straatje De Modder, dicht bij het timmerhuis van de Stadstimmerman Jan Noteboom. Terzelfder tijd dat haar oudste zoon in het Stadsweeshuis werd geplaatst, zou ze haar jongste dochtertje Janke bij haar broer Feitse Leenderts, gortmakersknecht in Sneek hebben onder gebracht, zodat ze ten tijde van haar ver trek alleen Barbara nog 'tot haar beswaer' had. Zij zou diezelfde avond samen met haar zwager weer in de stad zijn terug gekeerd en had haar deur toen op slot bevonden. Volgens één van de buren zou buurvrouw Caatje diezelfde dag met haar dochtertje zijn weggegaan. ■t Ik flnirpfclirfTcn hicings (hf ïn bit Utritn nocp-li^rk ücr SctH IrtjkU dit cp r f- .1 r, n.Ji. r Grionpc ir .-.I - -j," twi Kind «MiHrzd Jj-'-t'fi - Vidc-r .f ft bcfe Ciu a fö*. cn Mftdef I>rald,.r roilhHtlisdnrwUriijcit, ifc garicL A-3ii.ii 1 nj^-:r.Lri du- j j L Het in 1772 afgegeven doopextract van Janke Hendriks Hurter, één van de bij lagen bij het verzoek tot opname in het Nieuwe Stadsweeshuis van de verlaten kinderen van Martje Leenderts Vervolgens zou Martje samen met haar zwager een kennis, woonachtig achter de Groene Kan, hebben benaderd om de andere dag bij Caatje te informeren naar haar dochter, en die dan door haar zwager naar haar oom, de bakker Taevis Feddes in de Schrans te laten brengen. Zij had samen met haar zwager geoordeeld dat deze oom Taevis 'er de naaste toe was', hoewel zij toegaf dat zij geen reden had om te denken dat deze haar kind zou aan nemen. Ze had er echter op vertrouwd dat, mochten er onverhoopt toch proble men rijzen, haar zwager zich er wel mee zou redden. Hiervan was echter, zo zij had vernomen, niets terechtgekomen, waarna haar kind, na eerst acht dagen door de buren opgevangen te zijn geweest, in het weeshuis zou zijn geplaatst. Ook de zorg voor Janke zou haar broer Feitse te bezwaarlijk zijn geworden, zodat ook zij naar verluid in het weeshuis zou zijn opgenomen. Op 3 juni 1772 zou Martje de stad andermaal hebben verlaten om bij een boer werk te zoeken, doch toen dat niet lukte was zij noodgedwongen om een aalmoes gaan bedelen. Uiteindelijk was ze in Groningen terechtgekomen en van daar uit door Drenthe getrokken om daar haar geluk te beproeven, om uiteindelijk in Heerenveen terecht te komen waar ze op 6 augustus was gearresteerd. Op de vraag of ze ooit eerder bestraft was geweest bekende ze dat ze in 1757 wegens een vermeende diefstal van kruidenierswaren gevan gen had gezeten, doch door het Hof van Friesland wegens gebrek aan bewijs was vrijgesproken. Op 7 oktober 1772 werd ze door hetzelfde Hof wel schuldig bevon den en veroordeeld tot een werkstraf in het Landschaps Tucht- en Werkhuis voor de tijd van één jaar wegens moedwillige verlating van haar kind. Of de band tus sen Martje en haar kinderen uiteindelijk is hersteld vermeldt de geschiedenis niet. Zij laat op 17 oktober 1794 nog één maal van zich horen, wanneer ze aangifte doet van diefstal van een evenaar met gewich ten. Ze is dan 64 jaar en woonachtig in de Pijlsteeg. Ze overleed volgens de huwe lijksakte van haar dochter Barbara op 21 november 1801 te Leeuwarden. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat Martjes voorgeslacht afkomstig was van Het Bildt. Zowel haar vader Leendert als Het straatje De Modder in maart 1911, kort voor de aankoop ten behoeve van de bouw van de Sint Elisabethschool aan de Grote Kerkstraat. Aan het eind zien we de zijgevel van het Nieuwe Stadswees huis aan de Perkstraat, de tegenwoordige A.S. Levissonstraat haar oom Taevis werden in respectievelijk 1695 en 1698 als zonen van Fedde Len- artz en Maartje Thevis in Sint Annaparo- chie geboren. Stof tot nadenken We kunnen ons misschien afvragen of Nederland en de internationale voetbal wereld ooit iets van 'El Flaco' (De Magere) of'El Salvador' (De Verlosser) zou hebben vernomen, wanneer niet in 1832 de cho lera in Leeuwarden had toegeslagen en diens betovergrootvader Hendrik Draaijer misschien wel nooit via het weeshuis en de militaire dienst in Amsterdam terecht was gekomen. Of wanneer Martje Leen derts, tegen beter weten in, toch voor haar kinderen was blijven zorgen en ze mis schien één voor één door honger en ont bering zouden zijn omgekomen. Wie zal het zeggen? Om - gevraagd naar diens geloofsbeleving - met de wijze woorden van de voetbalgoeroe zelf te besluiten: Vaak heb iets in het leven waarschijnlijk een noodzaak!' LeoVAÏ^£A.k

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2012 | | pagina 6