*3~let begon op cle öldekove
V
J I et was iets voor elven op een zonnige
morgen in Juli. Op 't Oldehoofsterkerk-
hof speelden een paar kinderen met een bal
tussen de bodewagens, die van de reis naar
Leeuwiirden stonden uit te rusten en on
derwijl door wakkere mannen in overalls
gevoed werden met pakken, kisten, man
den en kratten. Een magere hond draafde
rond, op zoek naar een boompje en een
politieagent kwam op de fiets voorbij, lang
zaam trappend en peinzend over het feit,
dat Leeuwarden gelukkig geen stad is, waar
de misdaad welig tiert. Hij verbood intus
sen de kinderen zo hard tegen de bal te
schoppen, dat er gemeen gevaar voor de rui
ten der omliggende percelen ontstond, maar
lette niet op de jongeman met de grijze
gleufhoed, die tegen een muur geleund, zijn
blik onafgebroken op de Oldehove richtte.
Deze jongeman was, wat men noemt, goed
gekleed, want zijn zomercostuum vertoon
de alle kenmerken van een herhaaldelijke
en weloverwogen aanraking met het pers
ijzer. Dit pak was lichtgrijs en grijs waren
merkwaardigerwijs ook zijn schoenen met
zeer dikke zolen. De jongeman maakte
daardoor de indruk een ietwat opgepronkte
vreemdeling te zijn, een Ameiiikaan wel
licht. Een bevestiging van vermoedens om
trent zijn nationaliteit zou niet anders te
krijgen zijn dan door de taal, die hij ge
bruikte. Helaas zei de jongeman op dat mo
ment niets, hij bleef zelfs in gebreke de
opmerking van een bejaarde voorbijganger
te beantwoorden, die geheel in overeen
stemming met de werkelijkheid verklaar
de, dat het mooi weertje was.
Was dit een gebrek aan wellevendheid of
verstond de jongeman de vriendelijke grijs
aard niet? De oude baas vervolgde, schud
debollend over zoveel onheusheid, zijn weg
naar het houten keetje in het Rengerspark,
waar hij z'n vrienden dacht te ontmoeten.
Ach, de oude man was maar kort van me
morie; toen hij eenmaal in de gezellige
vriendenkring was opgénomen, dacht hij
niet meer aan de opzichtige vreemdeling
en nog later, toen zijn wetenschap een
waardevolle bijdrage had kunnen vormen
voor de oplossing van het grote mysterie,
was hij alles glad vergeten.
De jongeman stond daar dus in de warme
zomerzon en bekeek onafgebroken en met
een zeer duidelijke belangstelling de oude,
grijze stoere wachter over deze stad. Daar
mee was hij zo lang doende, dat het leek
alsof hij bezig was de stenen van de Olde
hove te tellen een moeilijk en inspan
nend karwei. In het algemeen kon hij ge
acht worden een liefhebber van bouwkunst
te zijn, iemand die de strakke, stoere, of
schoon ietwat kromme lijn van dit laat
gotische bouwwerk in zich wilde opnemen.
Een spcurdergeschiedenis, speciaal
voor „De Leeuwarder Gemeenschap"
geschreven door L. J O U W E R T
Als tijdverdrijf haalde hij een cigaret uit
een kreukelig pakje.
Het was de laatste van de twintig en hij
wierp 't papier achteloos weg. Het hondje,
dat intussen een boompje had gevonden en
nu weer opgelucht heen en weer draafde,
kwam juist in de buurt en rook even aan
de verpakking. De vondst beviel hem ech
ter niet en hij drentelde verder.
In de loop van de dag kwam een straat
veger van de gemeentereiniging voorbij, die
het papier verwijderde, volgens het begin
sel: „Een vuilnisbelt op straat of plein, dat
I 11,11 iJilUHHHlP
kan toch uw belang niet zijn." Dat deze
gemeentebeambte daarmee een stille ge
tuige vol fraaie vingerafdrukken aan
het toekomstige dossier onttrok, kon zijn
schuld niet worden genoemd, maar jammer
was het wel.
Ongeveer drie minuten later, toen de ciga
ret tot een flinke peuk was ingekrompen,
bleek de vreemde jongeman plotseling uit
gestudeerd te zijn op de grijze toren. Hij
wierp de peuk in de goot, veerde op uit zijn
afwachtende en beschouwende houding,
waarna hij zich met vlotte tred en zeer
doelbewust een weg baande tussen de
wagens en karren door, recht op dc Olde
hove aan. Zijn humeur scheen even plotse
ling verbeterd te zijn, want hij floot nu een
liedje een beetje vals weliswaar, maar
men zou toch duidelijk een van de popu
laire Amerikaanse „top-tunes" hebben
kunnen herkennen. Verder klopte hij onder
het voortgaan z'n linkerschouder af, die iets
besmeurd en bckalkt was door het leunen
tegen de muur.
De veronderstelling leek gewettigd, dat de
grijze jongeman, na de beschouwing van
het uiterlijk van de Oldehove, nu ook de
binnenkant eens wilde bekijken, want hij
verdween door de ingang en telde zwijgend
het geld neer, dat hem de toegang zou ver
schaffen tot het dak van de toren. Daarna
stapte hij, nog steeds vrolijk fluitend, in de
lift, die het eerste deel van de torenbestij
ging tot een genoegen maakt.
'boen wentelde hij verder omhoog, zonder
zich te haasten. Steun zoekend bij de muur,
besteeg de jongeman de draaiende, spiraal
vormige trap, totdat hij het houten hokje
had bereikt, dat het eindstation van de reis
is. Hij opende de deur en betrad het brede
dak van de Oldehove, waar het felle zon
licht met onbarmhartige kracht in zijn ogen
priemde en waar een sterkere wind bleek
te staan dan hij beneden had kunnen be
vroeden.
Op dit vroege uur was het rustig op deze
uitzichtpost. Er waren slechts twee men
sen, die aan de verschansing stonden en
zich verlustigden in het panorama van de
stad en van een groot deel van Friesland.
De ene was een bejaarde heer in een on
zomerse zwarte overjas, die met zijn wan
delstok in de lucht stond te priemen om
zijn metgezel op markante punten te wij
zen. Deze metgezel was een meisje van een
jaar of twintig, die met turend-samengekne-
pen ogen naar de doezelige horizon keek.
Door dit samentrekken van de oogleden
was haar gezicht wat verwrongen, maar
niemand hoefde er zelfs onder deze om
standigheden aan te twijfelen, dat ze knap
was. Dat deed in geen geval de grijze jon
geman, die ronddrentelend op het dak,
voortdurend met belangstelling in haar
richting keek. Men veronderstelt gauw en
gemakkelijk, dat zijn aandacht uitsluitend
het meisje gold, dat in een geel-gebloemde
zomerjurk was gekleed en een kort, rood
jasje droeg. Men vergist zich echter even
gauw en gemakkelijk de gelukkige glim
lach, die het gezicht van de jongeman in
het grijs thans sierde, werd minder door de
verschijning van het meisje dan door bij
komstigheden veroorzaakt.
Intussen hadden noch de oude heer noch 't
meisje de nieuwe bezoeker op het platform
opgemerkt. Met korte en driftige gebaren
wees de man in zuidelijke richting en de
grijze jongeman hoorde, dat hij het over
Sneek had. Het gezichtsvermogen van hel
meisje was blijkbaar ontoereikend om dit
markante punt in het Friese landschap te
ontwaren en ze was te ongecompliceerd
en eerlijk om haar begeleider zijn zin te
geven door te doen alsof. Ze boog zo ver
mogelijk over de afrastering, maar deze af
standsverkorting kon weinig effect hebben,
ze hield voorts de rechterhand boven de