Een zeer oud prentje, dat een indruk geeft van de sobere inrichting van de eerste treinen. Het (grappige) bijschrift luidt: Daar gaat Anton en ik wil juist naar hem toe". Dat was eigenlijk wel vreemd, want al ver dient de stoommachine in de economische geschiedenis van de wereld een belangrijke plaats, ze is in deze eeuw steeds meer ver drongen door moderner vormen van ener gievoorziening. Er ontstond een tweede technische revolutie door de uitvinding van de (meestal door benzine gedreven) explo siemotor, die 't vliegtuig en de auto moge lijk maakte, later kwam daar nog de diesel motor bij. Het directe gebruik van stoom machines verminderde daardoor sterk; in voer- en vaartuigen begeerde men deze zware, omslachtige krachtbron steeds min der en de motor kreeg de overhand. Toch is de stoommachine niet verdwenen, zij vervult nog steeds een belangrijke rol, maar dan „achter de schermen", namelijk in de electrische centrales. Nu is zo'n door stoom gedreven turbine bij het P.E.B. wel iets anders dan de machine, die James Watt heeft uitgevonden, maar in principe is het verschil niet zo groot. In beide gevallen moet men kolen verbranden om op de een of andere manier energie te produceren. Bij de gewone stoommachine gebruikt men deze beweegkracht meteen, maar in de centrale wordt deze eerst in electriciteit omgezet. De klanten van het P.E.B. kun nen de ontvangen stroom desgewenst weer veranderen in beweegkracht, door daarmee een electromotor te voeden. Het is dus zo, dat de gebruiker van een electromotor zich eigenlijk bedient van de diensten van een stoommachine, die bij het P.E.B. staat opgesteld. Wanneer men in de vorige eeuw niet al die prettige en bruik bare eigenschappen van de electriciteit had ontdekt, dan zou deze practische manier van energie-transport nu misschien onbe kend zijn geweest. Men had natuurlijk ook draaiende assen of drijfriemen van de krachtcentrale naar de gebruikers kunnen aanleggen, maar dat zou de technici en de beschermers van het Friese landschap stel lig te bar zijn geworden Wat hebben de spoorwegen gedaan om hun aandeel te krijgen in de nieuwe technische mogelijkheden? In het Noorden maar wei- nig, afgezien van de diesels. Zo'n diesel- trein maakt echter toch al gebruik van de nieuwe mogelijkheden, die na de komst van de stoommachine zijn ontstaan. Voor de aandrijving zorgt een verbrandings- of die selmotor, die in een aparte afdeling van de trein staat opgesteld. De aldus verkregen drijfkracht wordt niet rechtstreeks op de wielen overgebracht, maar eerst met een dynamo, in electrische energie omgezet. Deze electrische stroom wordt toegevoerd aan de electromotoren, die bij de wielen zitten. Het grote voordeel van dit systeem is, dat de trekkracht gelijkmatig over de gehele trein kan worden verdeeld, zonder dat voor de overbrenging daarvan assen, drijfriemen of iets dergelijks nodig zijn. De reizigers kennen de gunstige eigenschap van de diesel die officieel een diesel- electrisohe trein heet door zijn snelle start. Aan boord van zo'n dieseltrein is dus nog altijd een vrij ingewikkelde technische apparatuur aanwezig; de motor eist een nauwkeurig onderhoud en is op verschillen de onderdelen nogal sleets. Daarom kan men zich, zeer terecht afvragen, of deze apparatuur om electriciteit te produceren, eigenlijk niet beter kan verdwijnen. Dc op een vast punt opgestelde electrische cen trales kunnen veel handiger en veel gemak kelijker voor de electriciteitsvoorziening zorgen. Natuurlijk, maar de moeilijkheid is, dat men electriciteit niet in een kist of een papieren zak kan meenemen. Er moet een voortdurende verbinding zijn tussen de cen trale en de rijdende trein. De eenvoudigste oplossing lijkt een snoer te gebruiken, dat gaandeweg verder wordt uitgerold, net als bij een stofzuiger, maar dat zou wel enige moeilijkheden veroorzaken, vooral op de onbewaakte overwegen Een halve oplossing voor dit probleem bie den de rails, die van ijzer zijn en dus de stroom geleiden. Nu heeft men alleen nog een tweede stroomgeleider nodig, geïso leerd van de eerste, die de trein van de stroom kan voorzien. Daarvoor gebruikt men de bovenleiding, de draden, die in tweevoud boven de rails zijn gespannen tussen betonnen palen met dwarsverbin dingen, die men portalen noemt. Langs deze draden glijden de stroomafnemers van de trein (de „beugels") en aldus wordt de rijdende trein op het electrische net aan gesloten. Zo werkt dus eenvoudig verteld de „electrische tractie" van de Spoorwegen, die reeds na 1924 op het middennet in gebruik kwam en op onze lijn Leeuwarden—Zwolle over enkele dagen in bedrijf wordt gesteld. Het heeft lang geduurd voordat de oude stoomloc in Friesland werd verdrongen. Maar nu is het dan eindelijk zo ver. We verheugen er ons eerlijk op, maar we willen toch niet anders besluiten, dan met een welgemeend en weemoedig woord van af scheid aan het adres van het aloude stoom- ros, dat zoveel tientallen jaren de wonder- damp omhoog heeft doen rijzen als om de koers te wijzen en wiens macht ook in Friesland eens de afstand heeft overwon nen e électrificatie van 't spoorwegnet biedt niet alleen bedrijfsecono mische, maar ook nationaal eco nomische voordelen. Het verbruik van kolen (dat nu voor een belangrijk deel in de electrische centrales zal geschieden) vermindert namelijk aan zienlijk en dat is in deze tijd van kolenschaarste van 't uiterste belang. Verder: de electrische trein kan ge makkelijker worden bediend en is gemakkelijker aan de vervoersbehoef te aan te passen. Verder kunnen electrische treinen veel intensiever worden gebruikt dan stoomlocomo tieven, die veel tijd verspillen met kolen laden, water innemen en door het onderhoud. En de reizigers zullen vooral profiteren van de grotere snel heid, om van het ontbreken van on- welriekende rook maar niet te spreken

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1952 | | pagina 5