VAREN EN RIJDEN n in lie! vroegere Friesland Geen landwegen Het is niet alleen opvallend, dat een der gelijke reis bijzonder lang duurde, maar ook, dat het reizen gepaard ging met aller lei moeilijkheden, vaak zelfs met gevaar. En van een „dienstregeling", die men van tevoren kon raadplegen, was in 't geheel geen sprake. slechts door enkelen gemaakt, die dan ook dikwijls van hun bijzondere belevenissen verslag uitbrachten in geschriften, volgens het beginsel: „Wie verre reizen doet, kan veel verhalen." Het is moeilijk nauwkeurig na te gaan hoe de verhoudingen precies lig gen, maar het zou wel eens kunnen zijn, dat nu procentsgewijs meer Leeuwarders Parijs hebben gezien dan er twee eeuwen geleden Friese hoofdstedelingen in Am sterdam zijn geweest Naar Brussel. Er zijn vrij veel verhalen uit vroegere eeuwen, die ons nu een indruk kunnen geven van de moeilijkheden van het reizen, zoals die toen bestonden. We willen hier van in verkorte vorm twee voorbeel den geven. In het jaar 1555 kregen twee afgevaardig den van Gedeputeerde Staten van Fries land de opdracht een diplomatieke zending te vervullen aan het hof te Brussel. Dat waren de heren Rienk van Camminga en Peter Rieuwerdts, die op 3 October uit I eeuwarden is onbetwistbaar het belang- rijkste verkeerscentrum van Friesland, een onderscheiding, waarop onze stad met recht trots kan zijn. Want de verkeers wegen waarbij niet in de laatste plaats de kanalen gerekend mogen worden komen niet zomaar op een willekeurig punt samen; dit trefpunt moet een belangrijke verkeersbehoefte en dus een opgewekt economisch leven bezitten. Daarom kan men vreemdelingen, die in een korte spanne tijds het belangrijkste van onze goede stad moeten leren kennen, met gunstig gevolg achtereenvolgens tonen: het spoorstation, het autobusstation, het bodeterrein aan de voet van de Oldehove en onze vaarwaters. „O", zullen ze dan begrijpend zeggen, „is het bij jullie zo gesteld?" En over een dergelijke reactie kan de rechtgeaarde Leeuwarden heus wel tevreden zijn Wie het Leeuwarden van deze tijd, met zijn veelzijdig en druk verkeer beschouwt, het Leeuwarden met zijn treinen, bussen, auto's en schepen, die vraagt zich allicht eens af hoe de wereld vroeger heeft kunnen draaien toen al deze vormen van bedrijvigheid nog niet bestonden. Hoe kon men reizen zonder treinen, trams en daarna autobussen? Hoe kon men zonder deze meer of minder mo derne middelen van vervoer goederen van de ene plaats naar de andere transporteren, om van het ene land naar het andere maar te zwijgen? Laten we vooropstellen, dat de verkeers- mogelijkheden gegroeid zijn met de ver keersbehoefte. Vroeger reisde men lang zo veel niet als nu en grote reizen werden De Dokkumer Ee met de bijbehorende trekweg waren vroeger belangrijke verkeers aders voor de Friese hoofdstad. Niet alleen bereikte men langs deze route Dokkum, maar ook een reis naar Groningen begon met deze etappe, waarbij men verder over Stroobos reisde. Leeuwarden vertrokken, met als eerste reis doel.... Harlingen. Deze plaats bereikten ze met de schuit, ze brachten hier de nacht door en vertrokken de volgende dag met een schip naar Amsterdam toen al een belangrijk verkeerscentrum. De volgende etappe voerde de reizigers - alweer per schip naar Gouda en daarna vervolgden ze hun reis met hetzelfde ver voermiddel naar Oudenbosch in Brabant. Van Oudenbosch naar Antwerpen konden ze met een wagen reizen en ook het laatste stuk van de reis legden ze in een rijtuig af. Rienk van Camminga kwam op 11 Oct. in Brussel aan, zijn metgezel, die twee dagen in Mechelen bleef, arriveerde daar op de dertiende. De reis had dus negen dagen geduurd. en naar Londen Ongeveer een eeuw later, in 1661, maakte een Leeuwarder een reis naar Londen. Het was de deurwaarder Sixtus Petri Arnoldus, die deze verre reis niet ondernam om iemand een exploit te betekenen, maar om een huwelijksaffaire te regelen. Vrouw en zoon vergezelden Arnoldus op deze verre reis, die op 28 Juli begon, toen het gezel schap zich aan boord van de trekschuit naar Harlingen begaf. Na vele uren kwam men daar aan, de nacht werd in de Friese havenstad doorgebracht en de volgende dag staken de reizigers de Zuiderzee over. Het was geen voorspoedige overtocht, want het onweerde en bovendien was een „bierste ker" clandestien in de kooi van de familie gekropen De reis werd voortgezet met de „markt schuit", die naar Rotterdam voer. Op de 31ste Juli vertrok men en de volgende mor gen om zes uur (na vijftien uur reizen en nachtbraken) werd dit voorlopige doel be reikt. 's Avonds werd de tocht voortgezet en op 3 Augustus begaven de reizigers zich naar Hellevoetsluis, waar ze het vege lijf niet aan de gereedliggende „paketboot" durfden toe te vertrouwen. Ze wachtten een betere gelegenheid af, die pas op 5 Augustus kwam. Na ernstig lijfsgevaar werd Londen op de 9e Augustus bereikt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1952 | | pagina 8