cL[et begon op cle 0lclekove
i§B
Igi
l!
1\
Ti
LT n we stonden allebei op de Oldèhovè
naar Sneek tc kijken, samen met een
jongeman: die erg vriendelijk deed. Ik wees
in de goede richting, de jongeman wees in
de goede richting en Marianne tuurde en
tuurdemaar ze zag niks. En toen was
de jongeman ineens verdwenen, zonder dat
hij iets had gezegd en zonder dat wij iets
gemerkt hadden. Dat was erg vreemd, want
't leek zo'n beleefde man maar dat was
allemaal schijn, comedie, poppenkast, be
drog
De oude man in de winterse jas stampte
verontwaardigd met de wandelstok op de
vloer, hij werd rood in het gezicht en be
gon te hijgen, alsof hij zeven kisten bij een
hoge trap had opgedragen.
„Bedaar Opa", zei het meisje met dc ge
bloemde jurk en het rode jasje, „blijft u
toch kalm u weet wat de dokter hoeft
gezegd."
„Bedaart u, mijnheer," sprak ook de heer
Albertus Snorrepijp, particulier detective
van beroep, die van achter zijn mahonie
houten schrijfbureau de twee bezoekers
nauwkeurig bestudeerde. „Bedaart u, mijn
heer", herhaalde hij met klem. „Opwinding
is voor u schadelijk en bovendien nutteloos
want wilde en onbeheerste uitingen van
een geprangde geest kunnen de afwikke
ling van zaken slechts vertragen, terwijl
snel en doortastend optreden in dergelijke
gevallen een eerste vereiste is."
De oude man scheen het geestelijk even
wicht door deze toespraak herwonnen te
hebben. „U heeft gelijk, meneer Snorre
pijp," zei hij zuchtend, „we moeten zake
lijk blijven. Misschien wil Marianne vertel
len wat er toen getreurde, of liever: wat er
toen gebeurd bleek tc zijn.
„Dat is gauw verteld", Zei Marianne. „Ik
keek om me heen om te zien waar de jon
geman in het grijs was gebleven en toen
zag ik m'n tas. Die was opengetrokken, er
was in gewoeld, m'n truitje hing half naar
buiten ende papieren waren weg
„Gestolen door de grijze jongeman", zei de
heer Snorrepijp, die zijn bezoekers een
sigaret aanbood en,, na hun beleefde wei
gering, er zelf een opstak. „Dc jongeman
heeft de papieren dus uit uw tas gehaald.
Nu zijn er twee dingen van belang. Had de
dief speciaal belangstelling voor deze papie
ren of stal hij wat hem voor de handen
kwam? In het eerste geval moet hij van de
papieren hebben geweten en ook moet hij
geweten hebben, dat ze in uw tas zaten.
Om daarover met enige zekerheid te kun
nen oordelen, zal ik moeten weten wat deze
papieren voor u "of voor iemand anders
te betekenen hebben
De oude man en het meisje keken elkaar
even aan. Na een ogenblik van aarzeling
knikte ze toestemmend en daarop nam opa
het woord.
Een .speurdergeschiedenis, speciaal
voor „De Leeuwarder Gemeenschap"
geschreven door L. J OUWERT
„Wc zullen u in vertrouwen nemen, zei
hij. „De papieren hebben betrekking op een
oude erfenis. Een vreemde erfenis die
het gevolg is geweest van een zeer vreem-
dev familiegeschiedenis.
Mijn naam weet u: ik ben Adalbert van
Huppelen en Marianne is mijn kleindoch
ter, het enige kind van mijn helaas jong
overleden zoon Gornelis. Ons voorgeslacht
was vroeger een bekende en aanzienlijke
familie in Friesland; in dc kronieken kunt
u de naam van mijn grootvader, die ook
Adalbert heette, herhaaldelijk vinden. Hij
was een Irekende filosoof, maar ook heeft
hij zich met meer practische dingen bezig
gehouden, zoals de propaganda voor de
aanleg van spoorwegen. Hij werd in 1808
in Leeuwarden geboren en stierf hier in
De grootvader van mijn grootvader was
weer een Adalbert van Huppelen en ook hij
behoorde tot de aanzienlijke Friese geslach
ten. Hij werd in 1745 geboren en in 1802
werd hij uit de kring der zijnen weggerukt
door een noodlottige val van het dak van
zijn huis in de Grote Kerkstraat. Ilij was
daarop geklommen om sterrekundige waar
nemingen tc doen, want hij hield zich graag
met astronomie bezig. Het was zeer tra
gisch
„Inderdaad", zei de heer Snorrepijp, die
zijn welgedane gestalte wat hoger in de
stoel hees en intussen al enige aantekenin
gen op een blocnota had gemaakt. „Zeer
tragisch, maar de tijd heelt alle wonden"
voegde hij er troostend aan toe.
„De opa van mijn opa, zo vervolgde de
heer Adalbert van Huppelen, „heeft ook
tijdens zijn leven vele tegenslagen gekend.
Een daarvan was de voortdurende onenig
heid tussen zijn beide zoons, van wie Cor-
nelis van Huppelen mijn overgrootvader
was. De andere heette Hendrik, maar een
brave Hendrik was hij niet integendeel,
hij was een nietsnut, een losbol en een pret
maker. En zijn vader moest letterlijk het
gelag betalen
U begrijpt, dat de grootvader van mijn
grootvader dit allesbehalve prettig vond.
Het was zijn bedoeling Hendrik voor rechts
geleerde te laten studeren, maar met het
Recht is hij later alleen als verdachte in aan
raking gekomen, wanneer hij weer allerlei
baldadigheden had bedreven.
Di> twee broers Cornelis en Johannes kon
den slecht met elkaar overweg. Zij waren
de enige kinderen van de oude Adalbert, die
altijd de hoop bleef koesteren, dat er van
Johannes nog iets terecht zou komen, wan
neer hij onder de goede invloed van Gor
nelis kwam te verkeren. Bij zijn dood bleek,
dat ook zijn uiterste wilsbeschikking erop
was gericht de broers tot elkaar te brengen.
De erfenis bestond namelijk uit twee stel
papieren, vol goede en wijze levenslessen
en de merkwaardige mededeling, dat vader
Adalbert de gouden en zilveren rijkdommen
uit het familiebezit op een geheime plaats
in de stad had begraven.
Waar had hij deze kostbaarheden verstopt?
Dat kon uit de papieren van de erfenis blij
ken, mits deze 'bij elkaar werden gevoegd.
Elk van de'broers kreeg de halve oplossing
I0