»E KEL van het geheim, maar kon daar niets mee beginnen. Pas na een verzoening zouden ze hun gegevens bijeen kunnen voegen en de schat kunnen ontdekken, die dan gedeeld moest worden. De detective Snorrepijp zat nu voorgoed rechtop in zijn stoel. Dit was een merk waardig en een interessant verhaal! Het potlood gleed over het papier en de aan tekeningen besloegen nu al verscheidene velletjes. De oude man zweeg even, maar de detective spoorde hem aan verder te gaan. „Wel", zei opa Van Huppelen, „de ver wachte verzoening is uitgebleven. Cornelis en Johannes bleven vijanden en ze bewaak ten hun eigen papieren met de grootst mo gelijke zorg, alleen maar 0111 te verhinde ren, dat de ander er met de kostbaarheden vandoor zou gaan. En de breuk tussen deze twee werd definitief, toen Johannes naar de Oost ging als militair. Hij had schulden ge maakt en ontvluchtte zo zijn schuldeisers. De papieren heeft hij meegenomen, maar wat er verder met deze documenten is ge beurd, is nooit bekend geworden. De fa milie heeft altijd aangenomen, dat ze ver loren zijn gegaan, want Johannes is, na een paar jaar, in Indië gestorven. De andere helft van de papieren is steeds in het bezit van onze familie gebleven. We hebben ze van vader op zoon bewaard als curiositeit, niet vermoedend, dat er ooit nog eens werkelijke belangstelling voor zou ko men te bestaan. En de goud- en zilverschat ligt vermoedelijk nog ergens in Leeuwarden begraven, maar niemand weet waar ..Dit is dus uw verhaal", zei de heer Snorrepijp, terwijl hij de brand stak in een verse sigaret. „Een merkwaardig en roman tisch verbaal. Vertelt u me nu eens of u ook nog uit andere feiten van de diefstal heeft kunnen afleiden, dat er belangstelling voor de papieren bestaat .Inderdaad is dat zo", antwoordde ppa. „Veertien dagen geleden hebben we een waarschuwing gekregen, thuis in Amster dam, waar mijn kleindochter bij me inwoont De oude man voelde in z'n binnenzak, haalde een enveloppe te voorschijn en trok daaruit een velletje papier, dat hij aan de detective overhandigde. De heer Snorrepijp nam het voorzichtig tussen duim en wijs vinger en las de geschreven bloklctters: „F.r wordt op de oude papieren van Cor nelis van Huppelen geloerd. Wees voor zichtig". Verder stond er niets op het briefje. De detective vroeg ook de enveloppe te mogen zien. Hij bekeek liet poststempel, dat de plaatsnaam Amsterdam vermeldde. „U vindt het wel goed, dat ik dit kleinood een poosje houd?" vroeg de heer Snorrepijp en na het bevestigend antwoord stopte hij liet briefje weer in de enveloppe en de enveloppe in de bureaulade, „Het klinkt misschien troosteloos", zei de detective, „maar voorlopig hebben we al leen het raadsel in ons bezit en de oplossing ligt nog volledig in het duister. Er is op de papieren geloerd, de papieren zijn gestolen op het dak van de Oldehove, door een jongeman, uitgedost in- het grijs. U beeft een vrij -nauwkeurig signalement van deze knaap opgegeven, maar dit betekent nog niet, dat we hem nu voor het grijpen heb ben. We kunnen veronderstellen, dat deze jongeman belang heeft bij de papieren en dat kan alleen maar betekenen, dat hij ook over de andere helft van de zonderlinge erfenis beschikt. Wanneer hij met z'n leg- puzzle klaar is, dan kan hij ondertussen al aan het graven zijn". De heer Snorrepijp doofde zijn sigaret en stond op. „Staat u me toe, dat ik u weg jaag. Ik weet in welk hotel u logeert, het spijt me, dat uw vaeantiereisje wreed ver stoord is. Ebwaarom had u de papie ren eigenlijk in uw tas?" Marianne antwoordde: „Omdat we het 't veiligst vonden ze bij ons te houden „In principe was dit zeer verstandig, maar de practijk wijkt wel eens van de theorie af. zei de detective, die zijn bezoe kers uitgeleide deed, daarna naar zijn werk vertrek terugkeerde en in een koortsachtig gepeins verviel. De detective Albertus Snorrepijp woonde in een rustige buitenwijk. Het kon geen kwaad wanneer de kinderen er op straal speelden, want veel verkeer was er niet. In deze sfeer van kalmte en milde zonnigheid, in deze omgeving van koutende buurvrou wen en spelende kinderen leek hef hele drama van de diefstal de oude Van Huppelen en zijn kleindochter Marianne een vreemde, boze droom. De werkelijkheid naderde echter sluipend en glijdend, in de vorm van een zwartglan zende personenauto, die het tweetal lang zaam achterop reed. Het was een nieuwe, geruisloze wagen en de wandelaars merkten het voertuig pas, toen het stopte vlak naast hen. En daarna ontwikkelden de gebeurtenissen zich in een razend tempo, liet achterportier wérd opengesmeten, er sprongen twee mannen met diep in de ogen getrokken hoe den naar buiten, ze grepen opa Van Hup pelen en Marianne met hun ijzersterke knuisten en voordat deze wisten wat er ge beurde, waren ze in de wagen geduwd. De chauffeur, die op zijn plaats was blijven zitten, gaf al gas voordat de deur gesloten was. In een woeste ren reed de zwarte auto de straat uit, met gillerid-slippende banden de hoek om. Twee buurvrouwen, die dit snelle drama- hadden aanschouwd, oogden met starre ogen en open monden de wegrazende auto na Jet kleine ventje stond op de stoep 1 een huis en reikte amechtig naar van chtig naar de hel. Maar die hel zat hoog - te hoog voor zijn onvolgroeide postuurtje. Hij ver hief zich op de tenen en probeerde zich zelfs aan de deurknop op te hijsen, nuiar alles was vergeefs. Wat zou u hebben gedaan, wanneer u toe vallig was voorbijgekomen en, net ah ik, een bezorgd Oog op deze ijdele pogingen had geslagen? Ach, het is niet moeilijk te raden, want waar wonen behulpzamer mensen dan juist in Leeuwarden? I had ook gezegd: ,.Kest er niet bij jonkje?" En dan zou het jongetje ook tegen u ge knikt ^hebben met de blijde glimlach van iemand, die eindelijk begrip voor zijn 'streven heeft gevonden. Misschien had u verder anders gehandeld, maar ik tilde het knaapje op om hem zelf op de bel te laten drukken, want men moet de zelfwerkzaamheid van de jeugd bevorde ren. Daarvan kunnen ze in hun latere leven veel plezier ondervinden. Het leuke joch belde, alsof er brand was. Bovendien werd hij een beetje zwaar om te tillen. Ik zei dus „Nou sal tante 't wel hoord hewwe" en zette hem weer op de kleine voetzolen. Hij bleef nog even trouw en dankbaar naast me staan, maar toen hij het geluid van naderende voetstappen in de gang ver nam, verbrak hij plotseling de vriendschaps banden door overhaast op de vlucht te slaan. Meteen ging de deur open en een dikke man kwam naar voren. „Wat was er van uw dienst?" vroeg hij be leefd en deftig. „Niks", zei ik, ,,'n klein jonkje vroeg.... en toenHet was moeilijk uit te leg gen, bovendien begon de man me erg vreemd aan te kijken. „Een jonkje", probeerde ik nog eens, maar het bezwaar was,'dat de knaap sfxrorloos was. En wat moet men beginnen zonder bewijsmateriaal? De man was nu erg boos en riep met een overluide, gramstorige stem: „Jou mutte je skame, man. Binne jou nog niet wiezcr? De bakker, die voorbij kwam keek in mijn richting en een buurvrouw, die net de ramen zeemde' onderbrak haar bezigheid. Ik stond in het middelpunt van een zeer pijnlijke be langstelling en riep onthutst: .Jou begriepe mij niet". „Niks te begriepen", zei de man, waar na hij de deur voor m'n neus dichtsmeet. Nageoogd door de omstanders strompelde ik weg. In de verte doemde de jongen weer op. Hij lachte hartelijk en riep in mijn rich ting: „Sliep-uit, sliep-uit". Maar ik ging verder, want andermans kin deren mag men niet mishandelen. LIEUWE,

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1952 | | pagina 11