Vlet begon op de 0ldekove V 12 Laten we, bij liet begin van deze aflevering, de situatie waarin de hoofdpersonen van ons verhaal zich bevinden, in korte trekken schetsen. Dames gaan voor, dus we beginnen met de lieftallige Marianne in de geelgebloemde zomerjurk en het rode jasje. Met haar opa, de oude heer Van Huppelen, zit ze nog steeds in de kelder op de omgekeerd.' sinaasappelkistjes. Ze staren naar het brood, dat tot hun gerief in deze verblijfplaats is neergelegd, maar honger hebben ze niet. Door het kleine, getraliede raampje komt het laatste restantje daglicht naar binnen; Marianne kan nog net op haar polshorloge zien hoe laat het is. Het is ongeveer tien uur in de avond. De aandachtige lezer zal merken, dat er in in deze kelder weinig of niets veranderd is, sinds de roverhoofdman en zijn onderge schikten zijn weggedraafd op zoek naar de grijze jongeman, die volgens de laatste be richten in het bezit moet zijn van de erfe nis-papieren, waannee de weg kan worden gevonden naar de verborgen schat. Hebben deze mannen inmiddels hun doel bereikt? Is de jongeman in hun begerige handen ge vallen? Dit zult u vernemen uit het relaas van de belevenissen van de scherpzinnige speurder Snorrepijp, die we in gedachten hebben na gewuifd, toen hij met de trein naar Sneek vertrok. U herinnert zich, dat dit uitstapje het karakter had van een achtervolging, na dat een zekere mister Brown plotseling uit zijn hotel was weggeroepen door een tele foontje. De heer Snorrepijp had een voorspoedige reis naar Sneek en zijn voorspoed kende geen grenzen, toen hij, in liet kielzog van de stevige mister Brown, het station had verlaten. Want daar stond, als een werke lijkheid geworden droombeeld, een zwarte, glanzende auto. Eén man zat achter liet stuur, twee stonden buiten. Mister Brown stevende op het tweetal af en stapte in, zonder nadere plichtplegingen. De anderen verdwenen ook in de wagen, de motor werd aangezet „Ziehier de directeuren van de Maatschap pij tot liet opgraven van verborgen erfenis sen en tot het ontvoeren van jongedames en bejaarde heren," dacht de heer Snorrepijp en zijn gemoed werd warm. „Een heerlijke dag voor een autoritje," bedacht hij verder, terwijl hij een taxi charterde, die op het Stationsplein stond te dromen. „Volg die zwarte auto zo onopvallend mo gelijk," beval hij de chauffeur. „Volg hem, al is het tot het andere eind van de wereld, de Gerechtigheid is garant voor de kosten en de fooien," voegde hij er op een ver heven toon aan toe. Nu, daar reden ze: de boeven voorop en de vertegenwoordiger van de rechtvaardigheid er achteraan. Geen Sneker, die bevroedde, Een speurdergeschiedenis, speciaal voor „De Leeuwarder Gemeenschap" geschreven door L. JOUWERT dat er iets aan de hand was met deze twee auto's die niet forse vaart door hun straten reden. Alleen dc taxichauffeur kon stof tot verbazing hebben, maar hij was een goede taxichauffeur en deed dus uitsluitend wat er van hem verlangd werd: rijden en volgen. De heer Snorrepijp, die voorin zat, voelde zich een gelukkig mens. Hij was de bende op het spoor, het enige werk was deze voorlopig niet uit het oog te verhezen. Redelijkerwijs kon dit geen moeilijkheden opleveren, want in zijn taxi sluimerde de kracht voor een fikse snelheid, die de voor hem rijdende auto stellig niet zou kunnen overtreffen. Het was nog vroeg in de middag; op dit WAT GEBEURDE ER OP DE OLDEHOVE? (Korte inhoud van de vorige afleveringen) De oude Adalbert van Huppelen, zoon van een even oud als stoer Fries geslacht, bezoekt met zijn kleindochter Marianne Leeuwarden. Op het dak van de Oldehove wordt door een in het grijs geklede jongeman een bundeltje papieren uit de tas van het meisje gestolen. Deze diefstal brengt de heer Van Huppelen en zijn kleindochter in con tact met de bekende Leeuwarder particu liere detective Snorrepijp. die allereerst verneemt welke betekenis de gestolen papieren hebben. De opa van de opa van de heer Van Huppelen had twee zoons: Cornelis, de overgrootvader van de hoofdpersoon en Hendrik, die zeer ondeugdzaam leefde. Toen hun vader overleed, vernamen ze, dat hij de rijkdommen van de familie op een onbekende plaats had begraven. Waar? Dit kon blijken uit de samen Er kwam echter geen verzoening tussen voeging van beide helften van het testa ment. waarvan Cornelis het ene deel en Hendrik het andere kreeg, de broers tot stand; Hendrik verdween met zijn papieren naar indië en kwam daar te overlijden. De oude Adalbert en Marianne hadden een geheime boodschap ontvangen, dat er ongezonde belangstelling voor de papieren bestond. Ondanks hun goede voorzorgen worden ze dus toch, op het dak van de Oldehove, gestolen. Wanneer Adalbert en Marianne de detective hebben verlaten worden ze plotseling overvallen en ontvoerd in een zwarte auto. Deze brengt hen naar een stil pleintje, waar ze in een kelder wor den opgesloten. Later keren de mannen terug om de papieren op te eisen. Ze vernemen dan, dat ze gestolen zijn en verlaten de kelder met veel haast en ontsteltenis. De detective heeft intussen een spoor van de misdadigers, die met opa en Marianne in hetzelfde hotel verblijven, ontdekt. De mannen blijken uit Singa pore te komen. Een van hen is in het hotel, wanneer Snorrepijp daar zijn licht opsteekt. Hij volgt deze heer. die Brown heet, met de trein naar Sneek. moment zuchtten de oude Van Huppelen en zijn charmante nicht nog maar een uur tje in hun kerker, die ze na de opwindende rit door de stad hadden bereikt. De gang van zaken kon de detective nog niet geheel bekend zijn, want hij wist niet waar Adal- bertus en Marianne naar toe gebracht wa ren. Hij wist dat de ruige rakkers zijn twee vrienden hadden ontvoerd en zijn voor lopige conclusie was, dat ze in of bij Sneek ondergedoken moesten zijn. Een logische gedachte, maar ze was onjuist, zoals men zal weten. De heer Snorrepijp hechtte dan ook een te grote waarde aan het feit, dat de auto voor een hotel in Sneek stopte. De chauf feur van de taxi bracht zijn wagen plicht matig op enkele tientallen meters afstand tot stilstand; eigenlijk ging het de detective wat te demonstratief, want het was vrij stil op straat. De mannen schenen echter niets van hun achtervolgers te merken, want ze wandelden rustig en argeloos naar binnen. „Doorrijden en om de hoek stoppen", beval hij de chauffeur, die zijn wagen weer aan de rol bracht en koers zette naar een smal zijstraatje. De heer Snorrepijp greep z'n portefeuille, haalde er een bankbiljet uit en zei: „Ik zal u betalen wat ik u op dit mo ment schuldig ben plus een uur wachttijd. U blijft hier dus een uurtje uitrusten van alle vermoeienissen. Kom ik terug, dan gaan we samen verder, blijf ik weg groet dan uw vrouw en kinderen van me. Maar denk er om, dat u niet nieuwsgierig wordt. Dus niet langs het hotel rijden of op een andere manier gaan kijken wat ik uitspook. De honden slapen en men moet ze niet wakker maken". De chauffeur tikte instemmend aan zijn pet en de detective verliet, na betaald te hebben, het voertuig. Hij liep naar de hoek, was gerust toen hij zag, dat de auto van de bende er nog stond en slenterde daarna be daard de andere kant uit. En terwijl hij zo vreedzaam rondwandelde bepeinsde hij de mogelijkheden en de moeilijkheden van het ogenblik. Hij zou meteen een ferme slag kunnen slaan door op dit moment eenvoudig de politie in de arm te nemen. „De Sneker politie is even flink als hulpvaardig," zo bedacht hij. Alleen: daarmee waren zijn l>eschermelingen niet uit de nood. Wanneer deze vier heren kribbig zouden worden bij een eventuele arrestatie, dan zou het niet onmogelijk zijn, dat ze als bron van inlich tingen waardeloos werden. En wat dan? Adalbertus en Marianne zouden breedvoe rig over hun schurkenstreek kunnen verha len, maar deze kroongetuigen waren op een plaats, die niemand buiten het viertal wisi. „Ondanks de ogenblikkelijke successen van mijn speurtocht verkeer ik in een vreemde dwangpositie", bedacht Snorrepijp, terwijl hij z'n breedgerande hoed wat dieper over

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1952 | | pagina 12