DE LANGE ARM VAN DE POLITIE Recherchewerk: energie en toegepaste wetenschap kwaad; ook zij plegen hun bedoelingen niet aan den volke kenbaar te maken en achter af voelen zij zich al evenmin verplicht tekst en uitleg te geven. De Recherche, die van een misdrijf kennis krijgt, staat dus ge woonlijk bij het allereerste begin met lege handen en een leeg notitieboekje. Het is nu maar de vraag hoe vlug hij de nodige aan wijzingen bij elkaar kan krijgen 0111 van zoeken in het wilde weg tot zoeken in een bepaalde richting te geraken. Laten we veronderstellen, dat er ergens een inbraak is gepleegd. Het onderzoek be gint dan uiteraard op de plaats van het misdrijf. Daar vindt de Rechercheur, 0111 te beginnen, de ontstelde gedupeerden, die hem graag alles zouden willen vertellen, maar ze weten doorgaans niets. Ze kunnen de politieman alleen de plaats van het mis drijf tonen en daar zijn de sporen van de inbraak doorgaans gemakkelijk te vinden. Een kast is opengebroken, de inhoud is op de vloer geworpen en verder geheurt het dikwijls, dat inbrekers een zinloze vemiel- woedc demonstreren. Men kan dan gevoeg lijk van een ravage spreken, terwijl er geen enkel verband bestaat tussen het zakelijke doel van het inbrekersbezoek en de aan gerichte schade. De inbreker gedraagt zich dus vaak als een olifant in een porceleinkast en het enige, wat de Recherche terecht vreest, is dat de slachtoffers van de inbraak meteen hun zin voor orde en netheid gaan demonstreren, door de rommel op te ruimen. Niets is funester voor het politie-onderzoek dan dit. In de door de inbreker veroorzaakte chaos moeten de eerste aanwijzingen voor het Hier zijn inbrekers aan hel werk geweest (Foto Leeuwarder politie) De rooi ridder van weleer, was een figuur, die zijn activiteit op het pad van de misdaad paarde aan hoogverheven uitingen van nobele edelmoedigheid. Hij be roofde de rijken, maar was tegelijk bereid als beschermer van lieflijke jonkvrouwen op te treden. Zo willen althans de verhalen uit en over de Middeleeuwen het en wanneer ze al met het penseel der romantiek zijn bijgekleurd, dan blijft toch één feit onaantastbaar: er is een tijd geweest, waarin het bedrijven van da misdaad als een erkend, zij het niet door een ieder gewaardeerd, beroep gold. De roofridders waren kasteelheren, wier ongenaakbare burchten staatjes in de staat konden worden genoemd. Zij leefden in een kleine, zwak georganiseerde maatschappij en mocht de grond hun al te warm onder de voeten worden, dan was er op buurmans erf wel plaats 0111 een nieuw bestaan op te bouwen. Zo hadden deze heren macht en een op vrees gebaseerd aanzien in een wereld, waar het recht van de sterkste het geschreven recht in waarde overtrof. En bij de baten, die hun bestaan ten koste van anderen opleverde, konden ze zich de weelde van wat romantische edelmoedigheid wel veroorloven 'vVelke positie heeft in onze hedendaagse samenleving de misdadiger en welke is zijn positie? Op het bezit van een burcht kan hij niet meer mogen en de jonk vrouwen hebben zijn bescherming niet meer nodig, omdat ze zichzelf wel weten te redden. Hij leeft als een opgejaagd dier binnen een omrasterd jachtgebied, waar uit hij niet of nauwelijks kan ontkomen. Meedogenloos en onherroepelijk voltrekt zich aan hem het noodlot en het einde komt voor de groene tafel van de rechter. Wanneer men de morele bezwaren tegen het misdrijf buiten beschouwing laat, dan zou nog altijd als afdoend argument voor het beoefenen van eer en deugd kunnen gelden, dat de misdadiger in laatste instantie vooral zichzelf dupeert. I11 onze goed geordende samenleving is voor ieder een welomschreven plaats, behalve voor de bedrijver van het kwaad. Wie zich zo, los van ieder en alles, in de maatschappij moet bewegen, loopt in alle richtingen met het hoofd tegen de muur. Toch worden er inbraken gepleegd, fietsen gestolen, voortdurend maken zich mensen schuldig aan oplichting, 0111 van de aller zwaarste misdaden als moord en doodslag maar te zwijgen. Welbewust begeven men sen zich op het pad van de misdaad, daar mee heel het apparaat, dat de gemeenschap uit overwegingen van zelfbescherming in het leven heeft geroepen, tegen zich in het geweer brengend. Hoe is dit apparaat ingericht, over welke middelen beschikt het en welke methoden gebruikt het? We hebben hierover gespro ken met inspecteur R. H. W. Joppe van de afdeling Recherche bij de Leeuwarder Politie. Beleefdheidshalve willen wij ver onderstellen, dat geen onzer lezers deze afdeling op de tweede verdieping van het Politiebureau aan de Nieuwestad kent, zo dat we ons verplicht voelen even een kleine milieuschildering te geven. Het kantoor van inspecteur Joppe is een simpel vertrek met een paar schrijfbureau's en een telefoontoestel. Het is niet veel en ons „kijkje achter de schennen" moet op dit punt dus wel erg sober zijn. Misschien hadden de gretige lezers van detective romans meer verwacht, maar het is niet anders. Hij de soberheid van de bedrijfsinrichting sluit de soberheid in uitmonstering van de daar werkende mensen aan. De inspecteur zelf draagt een politic-uniform, maar zijn ondergeschikten onderscheiden zich in niets van de gewone burgerman. En dit is nu juist de bedoeling, want een politierecher- cheur heeft niet tot taak in het openbaar de aandacht te trekken Op dit punt zijn ze dus al direct waardige tegenspelers van de bedrijvers van het

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1953 | | pagina 5