6 vinden van de dader ontdekt worden en deze sporen kunnen bij een simpele aan raking of verplaatsing verloren gaan. En zo kan dus de olifant ook door de porce- leinkast van het bewijsmateriaal gaan Laten we nu veronderstellen, dat de bewo ners van het huis, na het constateren van de inbraak, het vertrek niet hebben betre den en zelfs de knikken van de deuren daarna niet meer hebben aangeraakt. Dan kan dê rechercheur met een redelijke kans op succes aan het werk gaan. Bij het eerste onderzoek maken de heren van de politie een ietwat zonderlinge in druk. Ze kijken overal op, onder, boven en achter, kruipen over de vloer, hanteren desnoods een vergrootglas. De kleinste kleinigheid kan hun belangstelling wekken en de stevigste voorwerpen behandelen ze even voorzichtig als men met eierschalen pleegt te doen. Iets met de hand aanraken behoort overigens niet tot hun gewoonte, omdat ze er geen behoefte aan hebben daarop later hun eigen vingerafdrukken tenig te vinden. liet opsporen van vingerafdrukken is ook een onderdeel van het eerste onderzoekings werk. De moeilijkheid is daarbij, dat men deze herinneringen aan de dader niet zon der meer met het blote oog kan waarnemen. De plaatsen, waar men de aanwezigheid van vingerafdrukken vermoedt (krukken handvaten, randen van laden en deuren) worden daarom bestoven met een fijn, wit poeder, dat zich op een uiterst dun vet- laagje hecht en dus ook op het dunne vet- laagje, dat de vingerhuid op zo'n plaats achterlaat. Aldus verkrijgt men een zeer fraaie collectie „lijntekeningen" van vinger groeven, maar de meeste zijn van de huis genoten afkomstig en die ene, waarvan de herkomst niet onmiddellijk vastgesteld kan worden, blijkt misschien van het nichtje te zijn, die de vorige dag was komen thee drinken en zelf het kopje uit de kast had gehaald. Maar het kan ook zijn, dat het vinger portretje van een onbekende is achterge bleven en dan loont het de moeite eens te proberen of de bijbehorende persoon ge vonden kan worden in het archief, dat de politie heeft en waarin de vingerafdrukken van heel de klantenkring voorkomt. Het loont de moeite, maar vraagt 11 niet hoeveel moeite er aan zo'n onderzoek ver bonden is. De vingerafdrukken worden, volgens een globaal schema, ingedeeld in tien groepen. Van elke afdruk in het archief is deze groep bekend, zodat men maar in één van de tien laatjes hoeft te zoeken. Maaar dan komt het fijne werk, want een oppervlakkige gelijkenis heeft geen waarde. Twaalf, dertien punten van overeenkomst leveren pas de zekerheid, dat de afdrukken van dezelfde persoon zijn. Voor het maken van een vergelijking worden de afdrukken gefotografeerd en daarna sterk vergroot. De grootste moeilijkheid is daarbij, dat men op de plaats van het misdrijf zelden een gave vingerafdruk vindt; in vele gevallen liggen er zelfs twee of meer over elkaar. Bij het onderzoek van vingerafdrukken komt men bij de plaatselijke politie niet verder, wanneer de dader hier nog niet eerder in aanraking met de politie is ge weest. Is hij een nieuweling in het vak. dan schiet men dus aanvankelijk niet veel met dit karwei op, maar wanneer de man elders iets op zijn kerfstok heeft gehad, dan komt zijn vingerafdruk voor in een enorme landelijke verzameling, die in Den Haag wordt bijgehouden. De misdadiger die een ander werkterrein heeft gezocht kan dus met Haagse hulp worden opge spoord. Het zoeken naar vingerafdrukken zou men een vast programma-onderdeel van het re cherchewerk kunnen noemen. Of het van groot belang is, hangt uiteraard van allerlei omstandigheden af. Maar de politieman heeft meer pijlen op zijn boog. De foto grafie kan een belangrijk hulpmiddel zijn; Leeuwarden heeft een speciale politiefoto- graaf, die men bijvoorbeeld ook bij ver keersongelukken in actie kan zien. Niet alleen de vingerafdrukken, maar ook de foto's van oude klanten van de politie wor den systematisch bewaard en kunnen soms van groot nut zijn om het herinneringsver mogen van ooggetuigen uit te buiten. Men sen, die iets gezien of gehoord hebben, zijn voor het opsporingswerk trouwens altijd van grote betekenis, zelfs wanneer ze zelf de waarde van hun waarnemingen niet be seffen. Kleinigheden, die op de plaats van het mis drijf worden gevonden, kunnen voor het verdere onderzoek van beslissende beteke nis zijn. Misschien mogen we dit met een paar gevallen uit de practijk verduidelijken. Bij een inbraak werden een paar rode haren gevonden, later ontdekte men elders een oude pet met precies dezelfde haren en Twee vingerafdrukken. Links een archief exemplaar, rechts een op de plaats van een misdrijf gevonden afdruk. Ziet u een overeenkomst? ten slotte vond men de man, die tijdens het misdrijf dit hoofddeksel had gedragen In een ander geval ontdekte een speurende rechercheur één simpele snorhaar. Bij een zorgvuldig onderzoek bleek hier een uiterst geringe hoeveelheid kolenstof aan te kleven. De dader zou dus iets met het brandstoffen- bedrijf te maken kunnen hebben en inder daad bleek deze aanwijzing tot het vinden van de dader te leiden. Bij een inbraak werd een jasknoop gevon den, met een paar draadjes van de stof van de kleren van de dader. Uitgemaakt kon worden wat de man had gedragen en daarmee was men een grote stap in de goede richting gevorderd. Na een aanrijding met een fietser reed de chauffeur van een auto door. Op de fiets vond men een kruimeltje lak, dat van de auto gestoten moest zijn. De vermoedelijke dader werd gepakt, maar ontkende. Hij kwam echter tot andere gedachten, toen een onderzoek van het Iakkruimeltje leerde, dat het uit evenveel lagen bestond als de laklaag van de auto. Het recherchewerk heeft voor een belang rijk deel een wetenschappelijk karakter ge kregen, maar de wetenschap alleen kan nimmer tot resultaten leiden. Voordat men het laklaagje kan onderzoeken moet er eerst een man zijn, die het ontdekt en als van mogelijke waarde herkent. De tech niek blijft hulpmiddel, de accuratesse, de volharding en de fantasie van de recher cheurs bliiven hoofdzaak. Zij kennen hun mensen en hun werkterrein; wat de een niet weet, dat weet de ander vaak. De Recherche bestaat dan ook niet uit een aantal onafhankelijk van elkaar werkende

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1953 | | pagina 6