Vlmil. iniinli'ii en iiniiiliiimlm Ie Leeuwarden Links: Muntje van Bruno III 1038-1057 Rechts: Leeuwarder „Jager" uit 1471 geilde jaar een instructie voor Hera Voydes ils muntmeester en voor IJsbrand Golt- sniit, burger te Leeuwarden, als waardijn keurmeester) van de munt. Ook dit munthuis heeft vermoedelijk niet 't regime, waarmede het verbonden was, overleefd. De herinnering echter, dat Leeuwarden van ouds een muntplaats was, bleef bestaan en het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat, wanneer de landvoogdes in 1526 uit naam van Keizer Karei V een Mu itmeester- generaal van Friesland aanstelt, Leeuwar den hem als standplaats werd aangewezen. De gekozene was een zuiderling, Thomas Gramaye, vermoedelijk uit een aanzienlijk Brabants geslacht. Bovendien ontvingen in 1527 Vrank van Papevelt als muntmeester- particulier, Jan Ratler, raad en rent meester-generaal in Friesland, als wardein, Jan Jansz. goudsmid als essayeur en Jacob IJsbrantsz als ijzersnijder stem pelsnijder) hun commissie, allen voor de tijd van drie jaar. Dit moeten dus de personen zijn geweest belast met de leiding van het munthuis aan de EewaJ, dat de getuigen uit de aanvang van ons verhaal in hun jeugd hebben ge kend. Lang zal het niet hebben bestaan, want in 1531 reeds zien we dat Vrank van l'apeveld commissie ontvangt als munt meester-particulier in de Landschapsinunt van Overijssel te Kampen, een instelling overigens welke ook slechts een kort leven was beschoren. Onder het centrale gezag der Habsburgers bestond ook weinig behoefte aan een eigen munthuis in elk der gewesten. Anders werd dit, toen na de opstand tegen Spanje het provinciale particularisme weer de wind in de zeilen kreeg. Zeeland was de eerste, die ondanks het heftig verzet van de Hol landse staten bedacht op het belang van de eigen Dortse munt in 1579 besloot lot oprichting van een munthuis te Middel burg. We mogen gerust aannemen, dat de enquête van de Leeuwarder burgemeester Adie Lambcrtsz van c. 1583 een stap in dezelfde richting voor ogen heeft gehad. Dat deze opzet ook geslaagd is, weten we. omdat in 1586 aan Willem van Vierssen door de Staten van Friesland een instruc tie en commissie is uitgegeven als munt meester. Toch mogen wij niet in hem de Omstreeks 1583 verschenen voor de be kende Leeuwarder burgemeester Aclie Lamberts/, een drietal oude heren voor het afleggen van een belangrijke verklaring. De eerste die aan het woord kwam was Frederick Peterszoon, burger, oud 67 jaar. Hij verklaarde onder ede, dat hij „wesende olt ontrent twaeleff ofte derthien jaaren, mit meer jongers gaende ter schoeien" ge keken had door de tralies in het huis, dat nu (in 1583) de oud-griffier Heemskerck toebehoorde, staande op de Eewal, op de- hoek van de Slotmakerssteeg. Hij had daar zien zitten zes of zeven knechts, die mun ten sloegen, of bezig waren geld te munten en hij had ook gezien, dat dat geld ten huize van Gercke Jorrijtzoon, toen wonen de bij de Vismarkt, in „molden" houten bakken) liggende, gehaald of gewisseld werd. Ook verklaart hij dat Leeuwarden toen en ook reeds eerder, zoals algemeen bekend is bij alle mensen van zijn leeftijd, een munt gehad heeft en eigen munten geslagen. Als tweede getuige treedt op Tijss Everts- zoon, burger, oud 94 jaar, die ongeveer het zelfde verklaart, alleen zegt hij erbij, niet nauwkeurig te kunnen vertellen wanneer de munt begonnen en weer opgehouden is, omdat hij een aantal jaren niet te Leeu warden heeft gewoond. De derde getuige Buwe Douwezoon, burger, oud 70 jaar, ver haalt hetzelfde als de beide vorigen, zonder er iets nieuws aan toe te voegen. Wat de aanleiding tot dit onderzoek ge weest kan zijn, zullen wij hierna nog zien. voor het ogenblik zij het ons voldoende, dat er omstreeks 1525 te Leeuwarden een Munt moet zijn geweest waar geld geslagen werd. De oudste Leeuwarder munt was dit echter bij lange na niet! Reeds omstreeks het Een bijdrage van drs H. M. MENSONIDES, gemeente-archivaris van Leeuwarden midden der 11e eeuw, in de tijd dat leden van het Brunswijkse hertogengeslacht der Brunonen (Bruno III, Egbert I en Egbert II) nog graven over Friesland waren, lieten ze hier evenals in Dokkum, Staveren en Bolsward munten slaan, waarvan exempla ren in groten getale tot ver in Zweden en Rusland toe gevonden zijn. Niet alleen weten we. niet precies onder, welke omstan digheden deze munten geslagen zijn, neen. deze munten zijn de eerste en enige aan wijzing, dat Leeuwarden, dat er op als LIUNVERT wordt aangeduid, reeds be stond en iets meer moet hebben betekend dan een nederzetting van wat huizen op een terpje, zoals er in die dagen reeds vele in Friesland moeten zijn geweest. Hield deze munt op te 'bestaan met het verdwijnen der grafelijke macht van de Brunonen over Friesland, in het begin der 15e eeuw zien we Leeuwarden opnieuw muntplaats worden, wanneer in 1417 Keizer Sigisnumd het aanwijst als de plaats waar de keizerlijke munt in Friesland geslagen zal worden. Vermoedelijk naar aanleiding van deze kei zerlijke beschikking vinden we dan ook op de munten, welke hier in de 2e helft der 15e eeuw geslagen worden, merendeels de afbeelding van de dubbelkoppige keizerlijke adelaar, met tussen zijn poten een schild waarop het wapen van Leeuwarden. Dok onder de Saksische hertogen, met name onder George van Saksen (1504—1515) werd te Leeuwarden munt geslagen. Wij kennen van hem uit 1504 een ordonnantie op het stuk der munte en van het vol-

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1953 | | pagina 8