De Straatagent
VOORTDURENDE WAAKZAAMHEID BIJ DE RONDE DOOR DE WIJK
Agent II. B. Rugenbrink wijst een vreemdeling de weg.
I e agentenwaoht van het Leeuwarder
politiebureau heeft twee mooi bewerkte
plafonds, die van elkaar zijn gescheiden op
de plaats, waar deze grote ruimte vroeger
in twee vertrekken was verdeeld. Twee ver
trekken van een groot, statig patriciërshuis,
waarvan men gelukkig ook de mooie gevel
in een nagenoeg ongerepte staat heeft kun
nen handhaven.
Maar in de agentenwaoht is niet veel meer
van de oude glorie overgebleven dan deze
plafonds, die eigenlijk niet passen in de
zakelijke sfeer van een politiebureau. De
wanden zijn behangen met biljetten, circu
laires en borden met mededelingen. Er
staan een paar lange tafels met stoelen er
omheen. Op een van deze tafels is een
tafeltennisnetje gespannen en op de andere
staat een schrijfmachine, waarop een agent
bedachtzaam aan het tikken is. Hij maakt
waarschijnlijk een verbaaltje, als onderdeel
van het administratieve werk, dat tot zijn
taak behoort.
Verderop zitten vier politiemannen, wier
taak het is te wachten op dingen, die al
of niet zullen komen. Ze vormen de brand
weerreserve en zullen het vaste personeel
van de brandweer versterken, wanneer de
sirene het sein tot uitrukken geeft. Het kan
ook zijn, dat hun hulp plotseling vereist
wordt door de politiedienst, die ergens met
moeilijkheden te kampen heeft. Zij zijn dus
de wachtende agenten in de agentenwacht;
hun aanwezigheid is nodig, omdat men bij
de politie het ene moment niet weet wat
er het andere kan gebeuren.
Verder is het rustig in deze grote ruimte,
de rust wordt slechts op enkele momenten
van de dag wezenlijk verstoord, wanneer
de ploegen elkaar aflossen. Dan zijn de
politiemensen uit de stad teruggekeerd en
anderen staan op het punt hun werk over
te nemen.
Er wordt appèl gehouden om na te gaan of
alle manschappen aanwezig zijn. Stel, dat
een politie-agent tijdens zijn ronde in moei
lijkheden is geraakt en niet tijdig in het
bureau is teruggekeerd. Dan moet de ver
miste meteen worden opgespoord, want al
leven we niet in een stad van gangsters,
toch kan er iets ernstigs zijn gebeurd.
Wanneer we nu bezig waren een detective
verhaal te schrijven, welnu, dan zouden we
een aardig begin hebben voor een spannend
relaas. Bij het appèl wordt een agent ver
mist, hij is er enige uren daarvoor op uit
getrokken om in het avondlijk donker zijn
ronde te doen. Collega's worden er op uit
gestuurd om de zoekgeraakte politieman
op te sporen. In een stikdonkere straat
horen ze glasgerinkel, een kreet
Maar we zijn niet bezig met het schrijven