Feiten en feitjes uit de vorige eeuw Een punt van overweging dient ook te zijn of men het gebruik van ceintuurbanen moet bevorderen dan wel niet. Utrecht, dat geen ceintuurbaan heeft, vertoont op de Leidse weg een zeer levendig beeld van doorgaand verkeer. Naar ik meen, weigert verder Groningen beslist een ceintuurbaan aan te leggen, en moet men daar dus door de binnenstad. Welke indruk zouden de Zweedse auto's van beide steden, die ze doortrekken, krijgen? (Leeuwarden en Gro ningen). J. DE ROOS De Koningspijn, die vroeger de verbinding was lussen Koningsstraat en Wortelhaven. Hier was de Vismarkt. De tekening is van Bulthuis en dateert uit 1790. grachten betreft: dit is met wat goede wil aan weerskanten wel te regelen, •zoals het parkeren op de pijpen, etc. Evenwel dient men hierbij te beseffen, dat een automobi list er een aparte mentaliteit op na houdt, hierin bestaande, dat hij denkt, dat de wereld zich naar hem heeft te schikken, in plaats van omgekeerd. Aangezien er veel te veel personenauto's zijn, (lang ieder, die in een personenauto rijdt, hoeft dit niet, ook al beeldt hij zich misschien in van wel!), die de straat onnodig belasten, zou het van be lang zijn, dat het aantal personenauto's drastisch wordt verminderd. Doet men dit niet, dan houdt men dezelfde problemen, ondanks demping: zie naar de dwaze toe standen in de Amerikaanse steden. Een dergelijke beperking kan echter een stad zich niet veroorloven: wanneer een stad b.v. dc binnenstad zou sluiten voor de groten deels overbodige personenauto's, dan ging men eenvoudig maar een concurrerende stad, die een dergelijke maatregel niet zou nemen. Dit probleem kan daarom alleen maar door de landsregering worden gere geld, of, nog beter, bij internationale over eenkomst. Zolang een dergelijke regeling niet heeft plaats gehad, moet een stad ech ter, uit lijfsbehoud, een zeer welwillende houding tegen het personen-automobilisme aannemen. Toen de Spoorwegen hier werden aange legd, is er van een voornemen sprake ge weest, het station te bouwen aan de N. O.- zijde vun de stad, en wel ter hoogte van de Willem Sprengerstraat naast de Groninger straatweg. Wanneer dit plan was uitgevoerd, dan was mogelijk de Voorstreek reeds lang gedempt geweest, en dan had zich daar allicht een soortgelijke bebouwing gevormd als thans op de Wirdumerdijk, met het gevolg, dat er dan mogelijk een entree tot de stad zou zijn ontstaan, die te vergelijken zou zijn met het Damrak te Amsterdam, een oplossing, die iedereen zou hebben bevredigd. Een factor, die ook te veel over 't hoofd wordt gezien, is het speciale karakter der grachten voor het vreemdelingenverkeer. Interesseert het vreemdelingen om een stad te zien, precies gelijk aan hun eigen, al maar straten? Of komen zij voor het be zien van het afwijkende grachtenbeeld? Deze vragen worden vaak al te subjectief beantwoord. Nu zij toegegeven, dat de Leeuwarder binnengrachten weinig fraai zijn, in tegenstelling met die te Sneek, Am sterdam, Leiden, Delft en Utrecht, maar toch geven zij enkele typische stadsbeelden te zien: b.v. de Kelders met op de achter grond de St. Bonifatiustoren, en het gezicht vanuit dc bocht op de Nieuwestad naar Peperstraat en Naauw. Terwijl bovendien (wijlen architect A. Witteveen heeft er zo dikwijls op gewezen) de grachten zich zo bij uitstek leenden voor illuminatie en ver dere decoratie. Geen halve maatregelen: of alles open laten, of alles dempen. Van een partiële demping is niets behoorlijks te maken. Om nu uit te maken, wat voor Leeuwar den het best is, lijkt mij de enig mogelijke oplossing: bestuderen aan de hand van een maquette, gelijk door de heer Witteveen voor de stad is voorgesteld. Dit kan echter niet op een schaal van 1 1000, deze schaal is hiervoor te klein, het moet minstens 1 250 of 1 200 zijn. 14 December 1810. De inspecteur in het vijfde arrondissement der posterijen besteedt aan de postrit van Leeuwarden naar Meppel en terug, ten huize van J. Crancri- nus, brievengaarder op het Heerenveen. 1 Februari 1811. De Vriesche Courant ver schijnt in Franse en Nederlandse tekst op twee kolommen. 29 Juni 1811. De Franse natuurvorser Cuvier, op last van de Keizer gezonden om de inrichtingen van onderwijs in Nederland te bezichtigen, bezoekt bet instituut van Wauibert de Puiseau te Leeuwarden. De leerlingen reciteren voor hem in het Frans en Nederlands en hij verklaart dat de uit spraak van het Frans voortreffelijk is. 19 Juli 1811. Te Leeuwarden opgevoerd Vondel's Gysbrecht door het gezelschap T. Majofski en P. J. Snoeck. Een jeugdige tuinier in de volkstuin aan het werk.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1953 | | pagina 7