„Het gezochte rijk"
Ons podium
10
Een oude zomerdag in Parijs. Zulke
drukkende dagen zijn er duizenden
geweest in deze zeer oude stad. De zon
speelt met de schaduwen en de hondjes
en poesjes liggen verlaten buiten die hel
van stralen. Op de hoek van Place Pigal-
le schuifelt en vent een krantenjongen.
Het nieuws van deze belangrijke dag.
André Vermeulen, de grote violist en
componist is in Nice overleden.
Dit zeer bewogen leven is opgehouden
strijdbaar te zijn; nog vlak voor zijn dood
speelde hij en was beroemd; nu zal hij
spoedig vergeten zijn. Ja. nu zal de cri-
tiek op zijn levenswandel losvliegen. In
de encyclopaedieën zal het staan afge
drukt, de zwerver Vermeulen, de hidalgo
de huurpiraat der muziek. En toch.niet
altijd is André een drinker, een zwerver
langs Gods wegen, een succesvol compo
nist, een onvergetelijke Don Juan ge
weest, voor wie een ieder de huisdeur
wijd open had staan.
Hij is zijn leven begonnen in een snoep
winkeltje; zijn moeder had zich hier ge
vestigd. nadat haar man op zee was ver
ongelukt. Spoedig na deze ramp stierf zij
ook.
Een arts nam de zorg voor de toekomst
van de jongen op zijn schouders. Op het
gymnasium leerde André nauwgezet;
nooit dronk hij meer dan één glas wijn
bij een feestje; hij meed het gezelschap
van de meisjes en trachtte zich alleen te
vergeten in een roes van muziek; immers
hij hield van muziek. Eenzaam was hij
en zonder vrienden. De jongens veracht
ten hem omdat hij niet een krachtig en
hardbruin lichaam bezat en eigenzinnig
zijn eigen weg ging. De meisjes veraf
schuwden hem om wat zij seniel noem
den: zijn stunteligheid, zijn schuwheid. In
korte tijd werd hij een solitair en een
dromer. André speelde viool en piano:
muziek vertelt mij hoe het zou moeten
zijn in mijn leven dacht hij. Zo studeer
de hij met een volhoudende ijver op zijn
études. Zijn pleegvader beschouwde hem
als een gevoelige en karaktervolle
knaap; arts moest hij worden.
In de universiteitsstad werd hij bespot
en gehoond, maar hij trok zich van
goede raad en zure spot niets aan, deed
dor en weinig barend werk en zat des
avonds in plaats van op de soos in zijn
ellendig ruw houten kamertje, waar des
zomers de hitte onder de balken hing en
's winters de ijzige winden vrije door
tocht hadden. Dan op deze avonden
speelde hij en hij voelde zich er wel bij.
Alleen de avonden dat de vervoering
ontbrak, leed hij onder het gemis aan
voldoening en hij ging er vervallender
dan de losbandigste studenten uitzien
ten gevolge van dit sobere leven.
In te eenzame ogenblikken duwde hij
met zijn vermagerde handen de deur van
een kerk open, ook wel bezocht hij de
madonna's en de iconen van de tentoon
stellingen. Op een avond debuteerde hij
als violist; zijn leraar was ongesteld en
kon niet optreden. Overweldigend was
het bijval dat hij oogstte op deze avond,
maar niettemin vervolgde hij zijn studie,
sloot zich 's avonds weer op in zijn ka
mer en beleefde gelukkige uren met zijn
muziek. Hij keeg echter veelvuldig be
zoekers in zijn armoedig uitziende ka
mer; zonder ophouden kondigde zijn
hospita nieuwe vrienden aan, die hem
trachtten los te rukken uit zijn eigen we
reld en hem een groot kunstenaar noem
den. Vooral na het verschijnen van zijn
eerste muzikale gedachten werd hij
's avonds in zijn rust gestoord door be
kenden, meestal eveneens musici. Vaak
na gesprekken met hen droomde hij van
een heroisch leven; een leven om te
vechten voor het leven en voor zijn
eigen schepping.
Zijn vrienden ook waren het die hem
aanspoorden met hen mee te gaan de
stad, de wereld in; immers zij bewonder
den hem en wilden mot hem de over
winning in de concertzaal vieren Je moet
gaan leven zoals anderen leven zeiden
zij, veel plezier maken en niet bang voor
vrouwen zijn. Het leven is niet zoals jij
zit, hier in deze cel. Bioscopen, toneel
stukken, die je vroeger minder achtte en
die een deel van het leven zijn, daaraan
;zul je je hart moeten ophalen en je zult
er niet minder productief van worden.
,De kunstenaarskroeg was niet de voor
naamste; de meisjes die zich er ophiel
den, waren dik geschminkt; de bezoekers
waren dichters, musici van lagere en
hogere rangen. Maar toch vermaakte
Het maandblad „De Leeuwarder
Gemeenschap" staat open voor
een ieder, die zijn gedachten en op
vattingen wil overdragen op de
brede kring van de Leeuwarder be
volking.
Daarbij wordt in de eerste plaats
gedacht aan specifiek Leeuwarder
problemen, maar er zijn ook andere
mogelijkheden.
Velen zullen zich op een rustige
avond eens gedrongen hebben ge
voeld hun gevoelens vast te leggen
door het schrijven van een verhaal
of een gedicht. Slechts weinige van
deze geestesproducten komen ooit
verder dan de kring van familie en
vrienden.
Wij willen Leeuwarder dichters en
prozaschrijvers, die behoefte voelen
zich eens aan het publiek te presen
teren, graag behulpzaam zijn bij dit
streven. Het is nuttig voor de be
trokkenen een podium te hebben
vanwaar ze het woord tot het pu
bliek kunnen richten, het is voor het
publick prettig te weten wat er op
literair gebied gepresteerd wordt
door hun stadgenoten.
Enige tijd geleden publiceerden we
een gedicht van een Leeuwarder, nu
komt een prozaschrijver aan de
beurt. Het is een der jongeren, de
achttienjarige Han Deinum, die ook
in de letterkundige tijdschriften
„Podium" en „Braak" heeft gepubli
ceerd. Hij was, tot de nu begonnen
vacantie, leerling van de kweek
school „Marienburg".
André zich hier. Hij lachte cn luisterde
paar de verhalen en schandalen van de
in het middelpunt staande artisten. In
vervolg speelde hij 's morgens. De uni
versiteit gaf hij er aan. En spoedig werd
hij befaamd om zijn goede composities,
die edel en groots werden genoemd door
alle critici. Zijn voogd, de arts, was be
droefd dat André geen geneeskundige
zou worden. De beroemdheid van An-
dré's muziektalent maakte echter veel
goed.
De zolderkamer was veranderd in een
flat waar hij nu zijn werken maakte en
oefende; nooit had hij zo levendig ge
werkt, nooit had hij de roes om bewon
derd te worden gekend.
Zijn lichaam sterkte aan en hij werd een
goed gebouwde jongeman. De meisjes
van de toneel- en balletschool waren
niet veilig voor hem; zijn feesten waren
de dolzinnigste van alle, maar zijn com
posities vermeerderden zich naarmate
hij zich aan zijn roes van roem en pret
overgaf. Dit onbeheerste bevredigen van
zijn drang om gelukkig te leven en het
wakker gemaakt verlangen om samen
met vrienden te zijn, veranderde in een
sleur van feesten, beminnen en werken,
werken, beminnen en feesten.
De passie van het scheppen verdween;
zelfs daarin gevoelde hij zich op den
duur een machine. Toch taande zijn be
kendheid niet en nog steeds verkreeg hij
goede critieken. In deze tijd verlangde
hij weer naar zijn zolderkamer aan de
stille gracht; zelf voelde hij wel: ik keer
er nimmer terug; ik kan niet zonder
mijn vrienden en mijn zachte kussen.
Wilder ging hij leven. Buitenlandse
reizen. Nu was zijn viool zijn passie, dan
weer leidde hij orkesten, 's Nachts in
de hotelkamers leefde hij in verre
landen, waar geen einde aan ogenblik
ken van geluk kwam. Aan een vriend
schreef hij: ik zou de straf van de
vliegende Hollander er voor over
hebben om die verten achter de horizon
van het geluk te bereiken....
Toen op een koele zomeravond in
Cannes vertrok hij onverwacht en ver
dween in gezelschap van een avonturier.
Van boerderij tot boerderij en van dorp
tot dorp trokken zij met hun instru
menten en verkochten hun muziek voor
eten en onderdak. Op bruiloften speel
den zij en ook voor bomen en dieren,
hoewel de laatsten vluchtten en niet
zoals in Bambi naar hun spel kwamen
luisteren.
Zo meende hij te kunnen leven. Te veel
echter dacht hij terug aan zijn vroeger
leven, te vaak miste hij de schilderijen
en gedichten van zijn vroegere vrienden.
Soms kwam hij op plaatsen, waar het
hem toescheen er te willen blijven. Dan
studeerde hij er, want hij wilde het
hoogste bereiken op zijn viool. In de
herbergen was hij een graag geziene
gast; iedereen bewonderde hem en men
danste op zijn walsen en polka's.
Eens op een avond moest hij naar onder
dak uitzien. Hij ging naar een klooster.
Er voor stonden monniken met cruci
fixen. Op zijn vraag werd hem een
slaapplaats gewezen in een van de
cellen. Het bed was hard en onbedekt.
Het sliep er koel en hij bedacht dat hij
de nacht beter doorbracht in dit kale
hok dan in de verstikking van de over
vloed in Cannes en andere plaatsen.
Zwierf hij om het zwerven? Had hij een
doel voor ogen of was het zwerven een
vluchten voor zijn vroeger leven? Hij
wist het niet. Hij voelde zijn hoofd
bonzen tegen de harde plank; zijn hart