ORFKEHALEN Ons Podium K IIe' was zo n echte druilige dag, regen- 1 1 aohtig, wat mistigjuist Sinter- klaasweer werd er gezegd, 't Was dan ook één dag voor het grote feest, wat ook te merken was aan het zingen der kinderen, dat opklonk uit het schoolgebouw op „Vieversbuurt'' (Oostersingel). Allerlei lied jes werden nog eens gerepeteerd. „Zie ginds komt de stoomboot" en ook „Op de grote stille heide". Dat werd tweestemmig dooi de kinderen gezongen. Wat deden ze allen hun best! De juf en de meester hoefden niet te zeggen „let op", zoals anders wel eens gebeurde. In do' tweede klas zat, vooraan bij de lessenaar, een teer jongetje, maar zingen dat hij deed! Het was een van zijn beste vakken, maar onderdehand gingen zijn pientere ogen naar de lessenaar^ want daar lag een stapel vierkante blikken plaatjes, waarop nummers gedrukt stonden. Straks zou juf ze uitdelen; ieder kind kreeg er één. Wat zou hij krijgen? Had hij ook eens „uitgemunt"? Nee, zeker niet, want hij was ook wel eens ondeugend. Daar klonk de grote bel, het teken dat het vier uur was! De zangboekjes werden dicht geklapt en aller ogen richtten zich op juf, die de nummers nam en vanaf de eerste bank begon uit te delen. Toen ieder voor zien was, klapte ze in de handen en zei: „Nu morgen dat nummer stevig op je jas spelden, en om tien uur op school zijn". De jongens en meisjes konden zich haast niet bedwingen om rustig, zoals gewoonlijk, het lokaal te verlaten en eenmaal buiten, was het een gejoel van jewelste. Ze bewon derden eikaars nummers als waren het goudstukken! Die nummers betekenden ook heel wat, want de volgende dag ging de hele school in optocht, klas bij klas, naar de zalen Visser (nu Schaaf) of de Har monie. waar dan op lange tafels honderden gevulde korfjes stonden, waaraan ook alle maal nummers zaten. Nadat de kinderen hun liedjes gezongen hadden, kreeg ieder het „korfke", waaraan hetzelfde nummer zat, dat op de borst werd gedragen. En steeds waren er in iedere klas een jongen en een meisje, die „uitgemunt" kregen. Dat betekende dan: alles dubbel en een stukje speelgoed extra. Over het hele korfje heen zat dan een papieren lint, waarop stond: „Uitmuntend". Wie dat trof was het hele jaar „het meisje" of „de jongen" van de hele klas! Het waren niet altijd de beste leerlingen, maar misschien wel de gehoorzaamste)] dat weet ik niet Het jongetje uit de tweede klas was ook met zijn nummer triomfantelijk in de hand de straat op gehuppeld. Voor de school was een hele troep kinderen aan het ravot ten. ooral de grote jongens waren wild; ze sprongen elkaar op de nek en gooiden elkaar op de grond. De kleine vent bleef staan en keek naar het ruwe spel. Meedoen? Nee, dat kon hij „Als rasechte Leeuwarder dacht ik: dat is wel wat voor mij om eens een schetsje te schrijven over iets van vroeger, want ik kan me niet meer tot de jeugd rekenen", zo schrijft mevr. S. Elzinga—Kooistra. die ons het hier gepubliceerde verhaaltje stuurde over het Sinterklaasfeest van vroeger. Wij plaatsen het met genoegen en hopen, dat U het met genoegen zult lezen. En dan wachten we nu weer af of nog meer Leeuwarders ons podium zullen bestijgen niet. Gauw naar huis, maarop het zelfde moment kreeg hij van een der bel hamels een por in de rug, zodat hij voor over op de natte straat viel. Z'n petje en het nummer rolden een eind weg. Gelukkig kwam net het personeel uit de school. De groten maakten als hazen dat ze weg kwamen. De kleine Tjerk werd geholpen door een meester, die z'n pet en nummer opzocht en het hevig schreiende jongetje troostte. „Ga maar gauw je zusje achterna - zie daar gaat ze", zei hij. En ja, een heel eind voor hem uit liepen, stevig gearmd, drie meisjes nog te zingen van „die grote stille heide". Het waren de blonde Dinoke, de wat brutale Anneke, en het zusje van Tjerk, de wat verlegen Sijke. Ook zij hadden hun nummers stevig in de hand en zongen als lijsters. Daardoor had Sijke vergeten om, zoals ge woonlijk, op haar kleine broer te wachten. Ze was, vrolijk zingend, met haar vrien dinnen meegestapt. Op het singeltje tussen de gasfabrieken (daar is nu geen weg meer) hoorden ze gehuil achter zich. Ver schrikt keken de meisjes om en zagen I jerk naderenéén hand stijf op de rug, zodat z'n borst en buik vooruit staken, en huilen.Sijke rende vlug naar hem toe en sloeg beide armen om hem heen: „Wat nou, bist fallen?" vroeg ze. Onder hikken en snikken, kwam het ver haal er uit: „Dat de jongens hem zo tegen de rug hadden gebonsd, maar 't nummer I heb ik nog", snikte hij. Dineke en Anneke waren er nu ook bij gekomen en met haar I zakdoeken werd Tjerk wat schoongemaakt. Hij kalmeerde onder al die goede zorgen,

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1953 | | pagina 12