<Vli
legeren
was ook vroeger een geliefde sport
8
waren niet gesteld op deze soort „land
loperij" en stuurden soms een kwade hond
op ons af, zodat we de vlucht moesten
nemen over sloten en hekken. We vlogen
zelf, in plaats van de draak
Zo belandden we ook in het land van een
boer, die ons er af joeg, waarbij hij een
grote ketting in de hand had om ons af
te rammelen. De oude baas was echter
niet meer zo vlug ter been, we konden
gemakkelijk over een hek wippen en hij
moest blijven staan. Mooi was het niet,
maar dan begonnen we hem enthousiast
uit te schelden, waarbij hij allerlei ver
dachtmakingen over het „wassen" van de
melk moest horen niet ten onrechte
waarschijnlijk, want hij stond bekend als
een echte gierigaard
„Aviateur Bas"
Het was in het jaar 1914. De oorlog was
net uitgebroken, wij woonden in de buurt
van de Emmakade. Ik had twee broertjes,
van wie Bastiaan of Bas graag een vlieger
wilde hebben. Ik had er plezier in en
maakte een draak, die groter was dan
hijzelf en bekleed werd met mooi perka
ment. Als versiering had ik er een paar
mooie sterren op geplakt en bovenaan
prijkten de letters „Aviateur Bas". In de
tijd van Van Maasdijk en Olieslagers
noemde men de luchtvaarders altijd
„aviateur".
Qe aardige foto in „De Leeuwarder Gemeenschap" van Iluizumer jongens met vliegers
riep herinneringen bij mij wakker over het vroegere „draakvliegen". In heel Neder
land spreekt men van „vlieger", maar in Friesland wordt zo'n ding meestal een „draak"
genoemd. Het woord draak stamt natuurlijk uit een ver verleden, toen de mensen nog
geloofden in vreselijke monsters, die door de lucht vlogen. Men kent bijvoorbeeld de
legende van het Rode Klif bij Staveren, waar een draak opsteeg uit een poel van vuur.
Dat zo'n draak, in tegenstelling tot het onschuldige speeltuig van onze jongens, nog in
een slechte reuk staat, heb ik onlangs nog gemerkt, toen een Leeuwarder bij een ruzie
woedend riep: „Ik bin wel es un draak teugenkomen, mar sun ien astou biste hew ik
nog nooit sien.
Toen we wat ouder werden, maakten we
zelf onze vliegers, maar dat was vooral in
die tijd een heel probleem. We moesten
latten, papier en vliegertouw hebben en
moeders smalle beurs liet dergelijke uit
gaven niet altijd toe. We moesten ons vaak
tevreden stellen met kleine vliegers, die
aan gewoon naaigaren opgelaten konden
worden, zonder dat het ding „prijs" ging.
Wanneer de lijn brak, dan was alles voor
de „eerlijke vinder", die in de regel al op
de uitkijk stond om de boel in te palmen.
Het gebeurde niet zelden, dat het lijntje
brak en de vlieger met een draaiende en
zakkende beweging de eigenaar goeiendag
wenste.
In de prille jeugd lokken de eindeloze
verten en vooral de ongekende ruimte in
de blauwe hemel aan. Er ontstaat een ver
langen om als de vogels te vliegen. Al die
dingen worden werkelijkheid in de fan
tasie, waarbij het kind zichzelf overbrengt
op de vlieger, die hoog in de lucht staat.
De sport van het vliegeren is al zeer oud,
getuige een aardig plaatje van het Nieuwe
Stadsweeshuis uit 1675, met op de voor
grond een jongen met een vlieger.
Toen we nog heel klein waren en voor het
eerst een draak in de lucht zagen „staan",
werd de begeerte in ons wakker ook zo'n
ding te bezitten. Vader maakte er een en
we zouden de vlieger op een winderige
avond oplaten op een stukje land. Vader
was de kunst van het vliegermaken echter
niet geheel machtig, want de draak wilde
niet stijgen. Hij maakte koppige bokke-
sprongen en schoot daarna met de kop in
de grond. Het was voor ons een grote
teleurstelling, want we hadden ons veel
van het spel voorgesteld. Vader liet zich
echter niet ontmoedigen; hij toog op
informatie uit bij de grootmeesters in de
vliegerkunst. Hij vervaardigde nieuwe
draken, waarna alles vlot van stapel liep.
We sneden latjes uit een stuk ruw hout
een kunstbewerking, waarbij ook onze
vingers het wel eens moesten ontgelden.
Voor de bekleding gebruikten we vaak een
oude krant en soms een stuk behangsel
papier. Wanneer het vliegtoestel weer
klaar was en wanneer we weer over bet
nodige garen of touw beschikten, dan
gingen we de landen in, waar ruimte was
en waar nu de huizen van de buiten
wijken staan.
Daarbij kwamen we echter voor een
ander probleem te staan, want de boeren
In 1675 werd de vliegersport ook al
beoefend, getuige deze tekening uit dat
jaar, die het Nieuwe Stadsweeshuis in
beeld brengt.