aMMinilialiuis
6
tegenwoordige Cambuursterpad heeft ge
staan.
-M.
W
Onze nadere beschouwing van een dezer
aanzienlijke huizen is gewijd aan het (klein)
Camminghahuis, op de plaats in de Grote
Kerkstraat, waar nu het gebouw van de
Keuringsdienst staat. Het oude huis is helaas
geheel verdwenen.
In het midden der zestiende eeuw werd
dit huis bewoond door zijn eigenaar, Frans
van Cammingha, die het bij zijn dood in
1559 naliet aan zijn jongste zoon Sybrand.
Ook het huis ten westen van de Keurings
dienst, nu Grote Kerkstraat 20, behoorde
als „cleyn-huys" tot deze Cammingha-stins.
Sybrand van Cammingha, gehuwd met
Catharina van Donia, was van 1578 tot
1593 grietman van Leeuwarderadeel. Toen
het, in het begin van 1583, nodig werd ge
acht de ingezetenen van het platteland te
wapenen uit vrees voor een inval van de
vijand, werd hij aangesteld tot kolonel over
het krijgsvolk van Oostergoo. Hij moet in
1593 of in het begin van 1594 gestorven
zijn, blijkens een aantekening, Wirdurn be-
Bjuck (of Bauck) van Cammingha, die
in 1626 overleed als weduwe van Goffe
Douwes van Aelinga. Naar een schil
derij in het Stadhuis.
in de geschiedenis van Leeuwarden hebben, door de eeuwen heen, enkele aanzienlijke
A geslachten een belangrijke rol gespeeld. Eén daarvan wordt gevormd door de Van
Cammingha s, wier naam men al in de vroege middeleeuwen ontmoete De oudste ver
melding van de naam kunnen we, oji gezag van Eekhoff, vinden in een charter van
keizer Lodewijk de Vrome uit 839. Zekere eigendommen in het hertogdom Friesland
waren enige jaren daarvoor verleend aan zekere Gerrolf, die echter geen orde op zaken
stelde en daarom aansprakelijk kon worden gesteld voor het ontstaan van onlusten. De
goederen werden aan zijn bezit en beheer onttrokken, maar in 839 streek Lodewijk de
hand over het keizerlijke hart en gaf hem deze Friese bezittingen terug. Daartoe be
hoorde ook het dorf) of de hoeve Cammingha.
De' Cammingha's bezaten veel land en heb
ben een groot aandeel gehad in de be
scherming van de stad door de stichting
van de Camminghaburg, die wellicht nog
uit de tijd dateert, toen de Middelzee tot
Leeuwarden reikte. Deze stins moet onge
veer in het midden van de tegenwoordige
Grote Kerkstraat hebben gestaan. Vaak
wordt dit reeds lang verdwenen gebouw in
verband gebracht met een op die plaats in
een muur gemetselde gevelsteen, die het
opschrift „Aed Levwerd" draagt en als oud
ste jaartal 1171. De tegenwoordige historici
zijn niet zo gul met hun goedgelovigheid,
dat ze jaartal en afbeelding op de steen
voor waar aannemen, maar in ieder geval
staat er een burcht op en er is daar een
burcht geweest, die het „Olde Stijns" ge
noemd werd en van het adellijke geslacht
Cammingha moet zijn geweest.
Dergelijke stinzen of stenen huizen ver
tegenwoordigen in de middeleeuwen een
grote rijkdom en (bijgevolg) macht, want
de „gewone man" woonde in een houten
huis. In dezelfde Grote Kerkstraat zijn nog
andere herinneringen aan de Cammingha's
blijven voortbestaan in de namen van hui
zen. Op het hoogste punt van de Grote
Kerkstraat, tussen Beijerstraat en Grote
Kerkstraat, staat nog steeds het oude Cam
minghahuis, nu bewoond door notaris Koch.
Verder is er, op de plaats waar nu de Pro
vinciale Keuringsdienst is gehuisvest, vroe
ger het klein Camminghahuis geweest,
waarover straks meer. Dit huis stond dus
op de hoek van de Bollemanssteeg.
Oorspronkelijk buiten de stad, in de buurt
schap Hoek, werd het Cammingha- of Heer
van Amelandshuis gebouwd, kortweg het
Amelandshuis. Hier woonden de Cammin
gha's, die Vrij- en Erfheren van het eiland
Ameland waren. Het is niet moeilijk na te
gaan, waar het Amelandshuis was: op de
hoek van de Amelandsstraat en de Voor
streek.
En dan mag in dit verband nog eens de
naam Camminghaburg worden genoemd,
nu voor de oudste, voornaamste en rijkste
der stinzen van dit geslacht, die bij het