1912 een nieuwe Armenwet tot stand, die
het beginsel van de volstrekte onvermijde
lijkheid losliet en zich positief ten doel
stelde, waar mogelijk de arme uit zijn af
hankelijke toestand op te heffen. Bovendien
voerde zij in het begrip „noodzakelijk
levensonderhoud" zonder nader te om
schrijven, wat hieronder moest worden ver
staan. Dit is voor de praktijk zeer belang
rijk gebleken. In de loop der jaren heeft
nien aan dit begrip steeds meer inhoud
gegeven. Om enkele voorbeelden te
noemen. In 1912 werd het bezit van een
kunstgebit niet beschouwd als noodzake
lijk levensonderhoud. Evenmin de betaling
van verpleegkosten voor sanatoria of i.d.
Sedert jaren echter kan nu aan hen, die
niet in staat zijn het zelf te bekostigen,
voor zover het noodzakelijk is, een kunst
gebit worden verstrekt op grond van de
bepalingen der Armenwet of kunnen te
hunnen behoeve kosten van sanatorium-
vcrpleging worden betaald. We mogen
daarom constateren dat onder de Armenwet
van 1912 de gemeentelijke armenzorg is
uitgegroeid tot gemeentelijke sociale en
maatschappelijke zorg.
Keren we nog even terug naar de Stads
Armenkamer. Deze heeft bes-taan tot 1934.
In de dertiger jaren werd de gehele
wereld geteisterd door een ernstige econo
mische crisis. Ook ons land en onze stad
leden zeer onder de gevolgen hiervan.
Leeuwarden heeft op het dieptepunt der
crisis niet minder dan ongeveer 4000
werklozen gehad.
De gemeentelijke armbesturen in dc wet
worden zij genoemd: burgerlijke instellin
gen van weldadigheid kregen naast de
gewone ondersteuning ook tot taak de
uitvoering van de door het Rijk vastgestelde
regelingen voor de werklozensteun. Bij
vele gemeenten kwam de wens op, tot uit
drukking te brengen, dat die gemeentelijke
armbesturen zich niet meer beperkten tot
de armenzorg in enge zin, hetgeen zij o.m.
trachten te hereiken door een naams
verandering. De Gemeentelijke Instellingen
voor Maatschappelijk Hidpbetoon stammen
vrijwel allemaal uit die tijd.
Op 30 October 1934 stelde de Raad der
gemeente Leeuwarden vast: een verorde
ning betreffende het gemeentelijk bmeau
voor Maatschappelijk Hulpbetoon en op
22 Januari 1935 een reglement voor de
Gemeentelijke Instelling voor Maatschap
pelijk Hulpbetoon.
Bureau en Instelling waren niets anders
dan de voortzetting van het bureau en dc
instelling der Stadsarmenkamer. Toch ont
stond toen reeds een belangrijk onder
scheid. Voorheen trad het college van
voogden der Stadsarmenkamer ook op als
werkgeefster voor de armbezoekers en
andere bedienden der instelling, doch de
directeur en het personeel van het Gemeen
telijk Bureau voor Maatschappelijk Hulp
betoon, werden nu ondergeschikt aan het
gemeentebestuur.
Deze situatie werd bestendigd, toen op 23
December 1935 door de gemeenteraad van
Leeuwarden de Gemeentelijke Dienst voor
Sociale Zaken werd ingesteld. Deze Dienst
waarover we het nu verder zullen hebben,
is dus nog geen twintig jaar oud.
Allereerst nog even iets over de benamin
gen „Dienst voor Sociale Zaken" en „In
stelling voor Maatschappelijk Hidpbetoon".
Herhaaldelijk blijkt, dat personen, die
regelmatig met de Dienst voor Sociale
Zaken in aanraking komen, het onderscheid
tussen deze Dienst en de „Instelling voor
Maatschappelijk Hulpbetoon" niet kennen,
zodat het buitenstaanders zeker niet
kwalijk Ls te nemen, dat zij dit niet weten.
Toch willen we een poging wagen hiervan
iets te zeggen.
Maatschappelijk Hulpbetoon is een instel
ling van weldadigheid en is te vergelijken
met kerkelijke instellingen van weldadig
heid, zoals diaconieën, kerkelijke arm-
De armen staan in de rij om een uit
kering te krijgen. Afbeelding van een
gevelsteen in Amsterdam.
besturen e.d. en met particuliere zoals de
reeds genoemde „Vereniging tot verbete
ring van de Armenzorg". Het bijzondere
Ls, dat de Instelling voor. Maatschappelijk
Hulpbetoon niet zelf een onderzoek instelt
naar aanleiding van de aanvragen, die haar
bereiken, terwijl zij evenmin haar beslis
singen zelf uitvoert. Zowel voor de uit
voering als de voorbereiding van haar be
sluiten, kan de instelling beschikken over
de Dienst voor Sociale Zaken. Aangezien
de directeur voor Sociale Zaken tevens
secretaris is van Maatschappelijk Hulp
betoon kunnen aanvragen, gericht tot die
instelling, worden ingediend bij dc Dienst
voor Sociale Zaken. Hierdoor is dus ver
band gelegd tussen de Dienst en de Instel
ling, doch het zal duidelijk zijn, dat het
niet juist is beide te vereenzelvigen. Vooral
ook, omdat de taak van de Dienst niet be
perkt blijft tot de arbeid ten behoeve van
de Instelling.
In 1934 werden samengevoegd het Bureau
van de Gemeentelijke Instelling voor Maat
schappelijk Hulpbetoon en de Gemeente
lijke Arbeidsbeurs. De beweegreden hier
toe wordt duidelijk, als men denkt aan de
duizenden werklozen, die allen ondersteund
moesten worden en waarvoor tegelijkertijd
getracht moest worden arbeid te vinden.
Wij merkten reeds op, dat het bureau
tevens was belast met het doen van de
werklozenuitkeringen krachtens de Rijks
steunregeling. Daarnaast viel onder de
arljeidsbeniiddeling en werklozenregistratie
ook de uitzending van werklozen naar de
werkverschaffingsobjeeten in en buiten de
gemeente en het sociaal-culturele werk
onder de werklozen.
Met de instelling van de Dienst voor
Sociale Zaken werden de hiervoor ge
noemde organen met het daaraan ver
bonden personeel samengevoegd in het
gebouw Jacobijner Kerkhof 50.
De werkzaamheden breidden zich voort
durend uit. Het gemeentebestuur belastte
de Dienst met de van Rijkswege inge
voerde verstrekkingen in natura, zoals
goedkope margarine, vlees in blik, vis e.d.
In 1939 volgde de opdracht voorschotten
te verstrekken op de kostwinnersvergoe
dingen voor gezinnen van grensbewakings
troepen. Toen in Augustus 1939 de alge
mene mobilisatie werd afgekondigd, nam
deze arbeid in belangrijke mate toe.
Tijdens de bezetting, in Mei 1940, ver
anderde de situatie echter dermate, dat
men van een volslagen ommekeer in de
werkzaamheden van de Dienst kon
sproken. Onder invloed van de maatregelen,
die door de bezetter werden uitgevaardigd,
namen de werkzaamheden sterk af. In 1941
verdween de gemeentelijke arbeidsbeurs,
(Slot op pagina 10)
O