VAN ARMENKAMER TOT DIENST VAN SOCIALE ZAKEN 8 jSja de bevrijding klonk allerwegen een roep om vernieuwing, niet het minst op het terrein van de sociale zorg. Tal van problemen schreeuwden om oplossing. Problemen betreffende de voeding, kleding en dekking van ons volk, voorziening van arbeid, de huisvesting, de zedenverwildering enz. enz. Nieuwe instellingen op het terrein van de sociale en maatschappelijke zorg rezen als paddestoelen uit de grond en de bestaande, die door oorlog en be zetting in hun ontwikkeling waren gestoord, bezonnen zich op de toekomst en voerden hervormingen en vernieuwingen in. De chaotische toestand ge durende de eerste tijd na de bevrijding, werkte sterk belemmerend en daar door kon eerst na enkele jaren enig resultaat worden geboekt. De Dienst voor Sociale Zaken had, vooral tengevolge van de evacuatie, een enorme achterstand in de werkzaamheden. Boven dien was er een groot_ tekort aan perso neel. Het college van Burgemeester en Wethouders, toen nog tevens de taak ver vullende van de gemeenteraad, voorzag in dit laatste met bekwame spoed. In overleg met het college, ontwierp de directie een reorganisatieplan voor de Dienst, waarin o.m. was opgenomen: de aanstelling van maatschappelijke werksters; de opleiding en scholing, in het bijzonder van het nieuw aangestelde en nog aan te stellen personeel; de ophouw van een pre ventieve maatschappelijke zorg en in ver band daarmee de uitbreiding en verdieping van de samenwerking met andere organen op het terrein van de sociale en maat schappelijke zorg, alsmede het oprichten of stimuleren van de oprichting van nieuwe instellingen op dit terrein. We hebben reeds opgemerkt hoe het karak ter van de hulpverlening aan behoeftigen zich in de loop der jaren heeft gewijzigd. Beperkte men zich vroeger tot het verlenen van hulp als dit volstrekt onvermijdelijk was en bepaalde men zich derhalve slechts tot het lenigen van nood, na de eeuwwis seling veranderde dit en ging men zich toeleggen op de opheffing uit de nood, terwijl, in het bijzonder na de bevrijding het accent is verschoven naar de voorko ming of zoals men tegenwoordig veelal zegt: de preventie. Met deze verandering van ideeën gingen gepaard veranderingen in werkwijze. Het is betrekkelijk eenvoudig om vast te stel len of iemand op een bepaald moment in maatschappelijke nood verkeert. En aan gezien vele maatschappelijke noden het duidelijkst zichtbaar worden door de materiële (financiële) zijde, is de meest voor de hand liggende oplossing, door materiële (financiële) steun de nood te lenigen. Moeilijker is het om te beoordelen of op heffing mogelijk is. Opheffing enerzijds van de nood, hetzij ineens hetzij op langere termijn, opheffing anderzijds van de be trokkene en eventueel diens gezin tot een hoger levenspeil. Voor deze opheffende arbeid wordt meer inzicht en deskundig heid vereist don voor de lenigende zorg. De oorzaken, die tot het ontstaan van de nood hebben geleid moeten worden op gespoord, de mogelijkheden, gelegen in de maatschappij en de persoonlijkheid van de hulpbehoevende, moeten toorden gekend. Nog moeilijker wordt de taak als het gaat om de preventie, het voorkomen, dat de nood zal ontstaan. Individuele, dat is op de persoon en zijn gezin gerichte maatrege len, moeten samengaan met maatregelen gericht op de groep waartoe de betrokkene behoort. Kon men in vroeger tijden, toen met lenigende zorg werd volstaan, werken met armbezoekers aan wie geen andere eisen werden gesteld dan dat zij moesten In schikken over een gezond verstand en een warm hart, in latere jaren kwam men tot de conclusie, dat opleiding van deze wer kers noodzakelijk was. Eerst kort voor de oorlog ontstond de mogelijkheid van een systematische opleiding en scholing voor de maatschappelijke werkers in Overheids dienst. Wel waren er reeds lang scholen voor maatschappelijk werk, doch die leid den destijds bijna uitsluitend vrouwen op, van wie slechts bij hoge uitzondering een enkele bij de overheid in dienst trad. Sinds de bevrijding zijn de opleidingsmogelijk heden veel groter geworden en zo kan thans ieder die dit wenst en over de nodige eigenschappen en vooropleiding beschikt, zich tot maatschappelijk werker/ster lit- kwamen. De studietijd is echter tenminste drie jaar, terwijl zij of hij die in dit beroep werkzaam wil zijn, zal moeten blijven stu deren om in staat te zijn haar/zijn taak naar behoren te vervullen. We hebben hiervóór de ontwikkeling van de maatschappelijke zorg geschetst van lenigende, via opheffende naar voorkomen de zorg. Dit moet niet zo worden opgevat, dat achtereenvolgens slechts één van deze vormen toepassing vond, doch dat in de loop der jaren aanvankelijk de meeste aan dacht viel op de lenigende, later op de opheffende en tenslotte op de voorkomen de zorg. cen Dienst voor Sociale Zaken en dus 1 ook de Leeuwarder dienst houdt zich in de tegenwoordige tijd bezig met alle drie vormen. Lenigende zorg is nodig, denk slechts aan ouden van dagen, wier enige nood bestaat in een tekort aan finan ciën en die met een financiële aanvulling bij hun uitkering Noodwet Drces in staat zijn, maatschappelijk volwaardig te leven. Opheffende zorg kan evenmin worden ont beerd, denk aan plotseling optredende noden, en ook aan de maatschappelijk on aangepaste gezinnen en personen. De voorkomende of preventieve zorg komt echter steeds meer naar voren en hieraan wordt hoe langer hoe meer aandacht be steed. Deze arbeid, het preventieve maatschappe lijk werk kan slechts langzaam worden opgebouwd. Een wettelijke regeling hier voor bestaat nog niet, doch zij is in voor bereiding. Achtte de regering het aanvan kelijk nodig wijzigingen in de bestaande Armenwet aan te brengen (Troonrede '46) reeds kort daarna (in April 1947) werd een Staatscommissie Vervanging Armenwet in gesteld. Inmiddels loopt de practijk op de wettelijke regeling vooruit, zoals dat ook omstreeks 1900 het geval was. Bij de Dienst voor Sociale Zaken te Leeuwarden heeft het preventieve maatschappelijk werk vooral uitdrukking gevonden in de samen werking met andere instellingen, waaron der verschillende nieuw opgerichte, waarin de Dienst een belangrijk aandeel had en vaak nog heeft. Voorts heeft binnen de Dienst specialisatie plaats gevonden zoals met betrekking tot de zorg voor geestelijk en/of lichamelijk minder volwaardigcn en de jeugdzorg. Nieuwe instellingen waarmede de Dienst nauw samenwerkt zijn o.a. „Het Baken"; „de Leeuwarder Werkgemeenschap"; „de Terp" en de „Stichting Volkscrcdiet"

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1954 | | pagina 8