Ook op het ijs
is alle begin moeilijk
o
In 1946 werd opgericht het bureau voor
huishoudelijke en gezinsvoorlichting „Het
Baken." Het doel van dit bureau is om het
gezinsleven in goede banen te leiden en te
houden, bij de opvoeding der kinderen de
helpende hand te bieden en verder «dies te
bevorderen wat sfeer kan brengen in de
gezinnen. In de loop van de tijd is 't bureau
voor ve]e gezinnen inderdaad een baken
geworden. Het zal duidelijk zijn, dat de
arbeid van deze instelling van groot be
lang is voor het preventieve maatschappe
lijk werk.
Het contact tussen „Het Baken" en de
dienst voor Sociale Zaken is zeer intensief
mede doordat de directeur van de Dienst
zitting heeft in het bestuur van het Baken.
De stichting „Leeuwarder Werkgemeen
schap" is eveneens in 1946 in het leven
geroepen. In het bestuur hiervan hebben
o.a. zitting vertegenwoordigers van Maat
schappelijk Hulpbetoon, alsmede de wet
houder en de directeur van Sociale Zaken.
De stichting exploiteert werkplaatsen, waar
aanvankelijk alleen lichamelijk en/of gees
telijk minder validen konden worden ge
plaatst en thans - hoewel alleen in bij
zondere gevallen - ook personen, die niet
op normale wijze arbeid kunnen vinden.
Deze stichting heeft zich, mede door de
krachtige steun van het gemeentebestuur,
zeer voorspoedig ontwikkeld. Haar arbeid
is zonder enige twijfel zegenrijk. Niet
alleen worden de daar geplaatste personen
zelf weggehaald uit het zo demoraliseren
de nietsdoen en kunnen zij ondanks hun
beperkte capaciteiten <een even grote
arbeidsvreugde genieten als hun volwaar
dige mede-arbeiders in het vrije bedrijf,
doch ook gaat hierdoor een weldadige in
vloed uit op hun gezinnen. Wanneer wij
slechts denken aan de vrouwen en kinde
ren, die hun mannen en vaders zoals dat
behoort op regelmatige tijden naar en van
hun arbeid zien gaan en komen, dan zal
het duidelijk worden, welk een enorme be-
tekenis de Leeuwarder Werkgemeenschap
kan hebben voor het preventieve maat
schappelijk werk.
De zorg voor ouden van dagen is één van
de vraagstukken, die in de laatste jaren in
het middelpunt der belangstelling staan.
Ook op dit terrein zijn in Leeuwarden be
langrijke vorderingen gemaakt. Het onder
beheer van Maatschappelijk Hulpbetoon
staande Stadsverzorgingshuis is van een
armhuis uitgegroeid tot een werkelijk ver
zorgingshuis waar ouden van dagen uit
alle maatschappelijke lagen der bevolking
zich thuis gevoelen. Een probleem vormde
echter een kleine categorie van maatschap
pelijk onaangepaste ouden van dagen (b.v.
drankzuchtigen, zwervers e-d.). Voor deze
categorie is het tehuis „De lerp opge
richt, dat wellicht het best kan worden ge
karakteriseerd als een „model" volksloge
ment. Ook dit tehuis voorziet in een be
hoefte en biedt deze mensen een betere
huisvesting en verzorging dan in de meeste
volkslogementen verkregen kan worden.
De Stichting Volkscrediet is nog slechts
van jonge datum (Augustus 1951). Het be
staansrecht van volkscrediethanken wordt
nog door velen betwijfeld. Wie echter
zoals maatschappelijke werkers/sters - de
gevaren kent van het ongelimiteerde afbe
talingssysteem, is overtuigd, dat volkscre
diethanken op sociale grondslag een rol
van grote betekenis kunnen spelen hij de
preventieve maatschappelijke zorg. De
samenstelling van het bestuur uit vertegen
woordigers van de gemeente, de midden
stand en de vakbeweging (consumenten) en
het uitsluiten van winstbejag is een waar
borg voor het sociaal streven der „Stich
ting Volkscrediet." Nauwe samenwerking
met de dienst voor Sociale Zaken is ver
zekerd.
Betrof het voorga'ande de samenwerking
met nieuw opgerichte instellingen,
daarnaast is die met reeds bestaande uit
gebreid en verdiept. In het kader van de
Jeugdzorg wordt door de Dienst voor Soci
ale Zaken samengewerkt met de Kinderpo
litie, Kinderrechter, Voogdijraad, ambte
naar van de Kinderwetten, voogdijvereni
gingen enz. Ook treffen we hier nog de
nieuw opgerichte Stichting voor de onge
organiseerde arbeidersjeugd die het club
huis „De Stins" beheert.
Op liet terrein van de zorg voor lichamelijk
en/of geestelijk minder volwaafdigen tref
fen wij de Invalidenbond, de Vereniging
A.V.O. en tal van andere instanties en in
stellingen waarvan vele specialistische. Op
elk terrein van het maatschappelijk werk
wordt overigens steeds gestreefd naar
samenwerking met de daarvoor in aanmer
king komende personen en instanties.
Het werkterrein van de dienst voor Sociale
Zaken is daardoor belangrijk uitgebreid.
Als men dan nog bedenkt dat de Dienst
door het College van B. en W. is belast
met de uitvoering van een serie Rijksrege
lingen voor sociale hulpverlening, waarvan
wij, zonder naar volledigheid te streven,
hierna een aantal noemen, dan blijkt wel
duidelijk, dat de Dienst meer is dan enkel
steunapparaat. Rijksregelingen zijn er voor
werklozen, zoals de Sociale Voorziening
A en B, hulp aan gedemobiliseerde militai-
hen e.d. Er is een regeling voor hulpver
lening aan kleine zelfstandigen en een voor
beeldende kunstenaars. Verder een voor
oorlogsslachtoffers en gerepatricerden
(onder wie ook de Indonesiërs vullen). De
Dienst fungeert als «adviesorgaan voor de
Noodwet Drecs, voor de P.T.T. (met be
trekking tot de ontheffing van betaling der
luisterbijdrage) e.a. Hij fungeert verder als
centraal inlichtingenbureau voor Leeuwar
den ten behoeve van allerlei instanties in en
buiten de gemeente. Hij groeit langzaam
maar zeker uit tot het orgaan waar alle
gemeentelijke bemoeiingen op sociaal ter
rein samenkomen. Geleidelijk dringt het
besef door dat de Dienst nog iets anders
kan zijn, gaarne wil en ook eigenlijk be
hoort te zijn dan «alleen steunorgaan.
Het karakter van de Dienst voor Sociale
Zaken brengt mode, dat hij met zijn werk
in de regel niet naar buiten treedt. Een
enkele keert gebeurt dat echter toch, zoals
bij de actie voor de rampslachtoffers in
Februari 1953 en bij de hiervan wel zeer
sterk verschillende, onlangs gehouden
schaatsenactie.
Stellig i-s' nog lang niet alles bij de Dienst
volmaakt. Niemand beseft dit beter dan de
directie en het personeel, die door hun
nauwe aanraking met alle maatschappelijke
problemen wel worden behoed voor de
illusie, dat het volmaakte bereikbaar zou
zijn. Dit neemt niet weg, dat zij idealen
koesteren en ook - wellicht nog meer dan
andere werkers - moeten koesteren, willen
zij hun arbeid met succes blijven verrich
ten.