De aid binnenstêd
Feiten en leitjes
uit de vorige eeuw
«■eer een klein kapje van fluweel-met-juwe
len op de haartooi, want de Medkns-kragen
in de zestiende eeuw staan wijd uit en vra
gen een klein hoofddeksel.
Een heel klein kapje van kant of van flu
weel kan immers ook erg flatteus zijn? Ja,
voor een tijdje wel, maar dan wil de vrouw
weer iets anders en zij zet in de zeventien
de eeuw een grote vilten hoed op, net als
haar echtgenoot of haar aanbidder.
Ondertussen hebben de kapsels ook steeds
wijzigingen ondergaan: strak naar achter
gekamd, of juist met lange krullen, in het
midden gescheiden of juist gekuifd - tot
dat men het eigen haar gaat poederen of
het hoofd bedekt met een witte pruik. Bó
ven op die pruik kan men dan weer kanten
en linten plaatsen, een hele bloementuin,
een versiering van groenten of een schip
met volle zeilen! En dan opeens wordt het
pruikje veel kleiner en alleen een scheef-
gedragen strooien hoedje met lintjes is dat,
waarmee de welgeklede vrouw zich onder
de Lodewijk de Vijftiende-stijl tooit.
Er is een revolutie nodig om een soort van
todderige lap op het hoofd te dragen, maar
daarna grijpt men naar namaak-Griekse en
Romeinse kapsels en diademen om mee te
gaan met de mode. Waarna men opeens
weer erg zedig gaat doen en de luifclhoed
uitvindt, die in de vorige eeuw op allerlei
manieren werd gedragen met pijpekrullen
er uit of op gladgestreken kapsels.
En wat bracht de twintigste eeuw? Enorme
strooien hoeden, pot-hoeden tot ver over
het voorhoofd, wufte hoedjes op-één-oor of
bijna op de neus gedragen, practische hoe-
Rint men troch d' did binnenstêd
En sjocht men de gevels oan,
Dan ropt it jin tomjitte:
Hioat is de boel bidoarn".
Hwat ienris wie in pronkjewiel
Fan sttjl en harmonije,
Is nou aFgear' kdld en dea
't Moast wike foar 't nije.
Swalkjend troch ct aide strjitten
Yn 'e feale skimerjoun,
Is 't as waerje dêr de skimen
Fan us foarfaers jitte roun.
En men kin se suchtsjen hearre
Kleije dog' se stien en bien,
En hja freegje heal forwitend!
„Hwat ha jimm' mei 't erfskip dien?"
Hwêr bin dochs us moaije grêften
Hwêr is al dy skientme bleaun
Ha jim nou om in pear duiten
Of ut dommens 't al fordreaun?''
LJOUWTER
(Een onzer lezers schreef dit gedichtje,
naaT aanleiding van de filmstrook over
oud-Leeuwarden).
den voor sport en regen, geklede hoeden
met bloemen en veren, kapjes en „pill-box -
modellen. En tenslotte bracht mevrouw
Mode ons het hocden-loze tijdperk, waarin
wij nog hevig verstrikt zitten met z'n voor
en z'n tegen! Een lapje-om t-hoofd, iets
wat wij vroeger alleen mogelijk achtten voor
zigeuner-vrouwen of landverhuizers: we
dragen ze allen in meer of minder mooie
en kleurige 'uitvoering.
Of er nog iets te zien is van de hoofd
deksels uit oude tijden? Gaat u maar weer
eens naar het Fries Museum. Daar liggen
nog wat hoeden uit de vorige eeuw: won
derlijke kachelpijpen, die door vrouwen
werden gedragen maar een man zou zijn
hoge hoed ook nooit zo mooi versierd heb
ben!), een geweldige heren-steekeen kin-
der-valhoed, die goed zou staan op de
bol van een huidige motor-renner, en drie
flatteuze dameshoedjes, waaronder één-met-
luifel. Hoe de kachelpijpen, alsook de
„Duitse muts", die we in de klederdrachten-
vitrine zien, op de hoofden bleven staan in
dit land-met-rukwinden.het is ons een
raadsel!
M. J. VAN HEEMSTRA
19 Juli 1822. J. G. Redinger uit Hamburg
staat op de Leeuwarder kennis met een
tent, waarin een camera obscura wordt
vertoond.
23 Juli 1822. In de Hollandsche Schouw
burg. onder directie van Hoedt en Bingley
wordt te Leeuwarden opgevoerd: „Het
slot Loevcstein of de vlucht van Huig de
Groot", versierd met een decoratie van het
kasteel Tot slot: „De tamboer der Land
militie".
4 September 1822. H. Leeman, koopman
in „De drie vergulde schoppen" bij de
Brol te Leeuwarden verkoopt het middel
tegen varkensziekte, beroid door FW.
Fokke te Balk.
17 September 1822. P. van Buuren op de
Eewal te Leeuwarden verkoopt het wonder
doend jichtmiddel genaamd: het vlugge
Cajaputibalsem.
2 October 1822. Verschenen bij P. Wiarda
te Leeuwarden: Gezangen ten dienste der
Vriesche schooljeugd, geschikt bij de viering
van het kinderfeest op 18 November, door
P. A. Meeter, onderwijzer te Huizum.
17 October 1822. In de Grote Kerk te
Leeuwarden heeft de uitreiking plaats van
een zilveren medaille aan de onderwijzers
W. van der Haarst en H. M. Reidsma te
Sneek, als schrijvers ener prijsverhandeling
over het doel en de gang der leerwijze van
Nieuwold, bekroond door de provinciale
commissie van onderwijs in Friesland. Een
koor van onderwijzers, begeleid door
orchest-muziek, laat zich horen.
19 October 1822. De lessen der Latijnse
school te Leeuwarden, rector A. Bake,
nemen een aanvang.
2 Januari 1823. Ilierling uit Saxen Gotha
geeft in de Grote Kerk te Leeuwarden,
's avonds om zes uur, een orgel- en glas
harmonica-concert.
4 Februari 1823. In de schouwburg te Leeu
warden opgevoerd „De deserteur uit ouder
liefde" en het zangspel „Harmonie en
Proza, of: Het is al geen goud wat er
blinkt".
18 Februari 1823. In de schouwburg opge
voerd: „Charles, of: De gevolgen van een
slecht levensgedrag" en het ballet-panto
mime „De Sterrekoningin", met open toneel
verandering, mechanische voorstelling en
onderscheidene dansen versierd, uitgevoerd
door kinderen van zes tot tien jaar.
13 Maart 1823. Geveild de herberg „De
Gouden Leeuw" bij de Snekerpoort te Leeu
warden, bewoond door Ilendrikus Rosen
berg.
9 April 1823. Examen voor vierderangs
onderwijzer in de voormalige loge op het
Zaailand, af te nemen door de provinciale
commissie van onderwijs.
30 Mei 1823. De oppermaarschalk des
konings, H. W. van Aylva, laat weten, dat
Z.M. 's' middags om twaalf uur te Leeu
warden audiëntie geeft.
1 1