13 Een verhaal voor de kinderen van Tante Pannekoek Liet is mooi weer. De zon schijnt en de wind speelt een beetje met de grasjes in de wei en met 't riet langs de sloot. De vogels zingen aan alle kanten en bouwen nestjes met draadjes en veertjes en takjes en pluisjes, die zij overal weten te vinden. Pikje en Flikje hebben geen school, want er is vergadering van alle meesters en juf frouwen; die zijn bij elkaar gekomen in een groot muizenhol om te spreken over de vorderingen, die alle muizenkindertjes op school maken. En over de slechte cijfers, die sommigen hebben verdiend! Pikje en Flikje zijn gaan wandelen. - Moe der heeft hen nog nageroepen: „Denk aan kater Bietebauw! De tuinman is vandaag naar de markt in de stad en nu zou Biete bauw wel eens in 't weiland kunnen zijn. „Ja, moeder", roept Pikje terug; hij kent Bietebauw uit zijn droom en weet dus hoe gevaarlijk die er uit ziet. Maar 1'likje luistert niet erg naar wat moeder zegt, neen zij zingt zelfs zachtjes: „Bietebauw! Bietebauw! Je bent niet rood en je bent niet (de rest weten jullie wel van de vorige keer). Eerst gaan ze zien of tante Egel thuis is. De tuinman heeft namelijk een egeltje in de tuin en dat egeltje is zo mak, dat hij melk komt drinken uit een schoteltje. De eerste keer wisten Pikje en Flikje niet wat zij zagen, toen daar iets over de grond schoof dat allemaal scherpe punten op zn rug had. Zij waren op een afstand meege lopen, onder de takken van een lage struik door. Maar toen de struik ophield en dat gekke ding nog altijd doorliep, toen moes ten zij wel wat dichter bij gaan kijken. En toen hadden ze gezien, dat er tussen die stekels een puntig snuitje zat en dat er twee slimme oogjes uit de stekels keken. „Goedendag", zei een hoog stemmetje en Pikje en Flikje wilden eerst hard weg lopen, omdat zij zo geschrokken waren. Maar het stemmetje ging vriendelijk ver der: „Wees maar niet bang, ik zal je geen pijn doen met mijn stekels. Die zet ik alleen op als een hond van de jager mij wil vangen." Toen waren Pikje en Flikje dichterbij ge komen en zij hadden gezellig zitten praten met tante Egel. Deze had hun verteld, dat zij 's winters in de grond een holletje maak te en daarin sliep, totdat de crocusjes uit kwamen en de zon wat meer warmte gaf. Dan wandelde zij rond en dronk melk uit een schoteltje en ving van allerlei lekkers op het grasveld. Tante Egel was een dier bare tante van hen geworden, die zij dik wijls gingen opzoeken. Maar vandaag was tante niet thuis en dus kuierden Pikje en Flikje naar de slootkant om te zien of er ook iets in het water spar telde. Kleine torretjes dreven er rond, vis jes schoten tussen de witte steentjes door die op de bodem lagen en een kikker zat met uitpuilende ogen aan de kant te zon nen. „Wat komt daar voor rare streep aan," riep Flikje en zij keek heel ver weg langs het slootwater. De bewegende streep kwam steeds dichter bij en eindelijk konden zij zien wat het was, dat daar door het water zwom. ,,'t Is oom Rat," riep Pikje uit, toen het donkere ding vlakbij was gekomen. „Dag oom! dag oom!" riepen de kinderen tegelijk. „Dag Pikje en Flikje," riep oom Rat terug. „Ik heb vandaag geen tijd om bij jullie te komen, want ik moet boodschappen doen voor tante Rat. We krijgen logé's en zij wil lekkere dingen braden en bakken. Tot ziens en tot een andere keer!" en oom Rat schoot al weer verder door het heldere wa ter. Pikje en Flikje drentelden nog wat rond. „Kijk daar eens 'n mooie bloemen staan riep Flikje opeens en zij holde naar de waterkant. Maar meteen begon zij hard te piepen. „O, Pikje, wat is dat?" wie zit daar aan de overkant? kom eens gauw!" Pikje kwam aangerend, toen hij zijn zusje zo hoorde roepen. En wat zag hij? Hetzelf de wat jullie zien! Daar zat kater Bietebauw en keek vanuit het gras naar de twee muisjes. Hij Zat heel stil en daardoor had Flikje niets gemerkt, voordat zij er precies tegenover stond. Wat 'n ogen! en wat 'n oren! en wat 'n snorha ren! Gelukkig was er een brede sloot tussen hen in. Bietebauw verroerde zich niet. En Pikje en Flikje, na hun eerste schrik, pak ten elkaar bij de voorpootjes en liepen hard naar huis om aan moeder te vertellen, dat zij kater Bietebauw hadden gezien aan de overkant van de sloot in het weiland!

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1954 | | pagina 13