Uit de Kinderpen
Er was eens een toverheks. Die
woonde in het hos. Daar waren al
lemaal dieren in het bos. Daar was
ik al bang voor. En als de heks je
pakt dan stuurt hij je bij de die
ren. Dan moet je bij de dieren ko
men die doen heel erg wild. En die
eten je op. En dan zoekt de heks
nog meer kinderen. Maar hij pakt
geen mensen. Alleen maar kinde
ren. En dieren ook babies en er is
ook een boozeheks. Maar de lieve-
heks die stuurt de kinderen weer
naar huis. En de babies ook. En
de bozeheks die is dan kwaad op
de lieveheks. En de bozeheks die
zegt dan kwaad als jij het weer
doet dan stop ik jouw ook in het
hok dat moet jij een wagen. Zul jij
het niet weer doen. Dat heb ik zelf
te doen. Jij bent mijn moeder niet.
Ja is het nou goud. Houd je grote
mond. Zeker voor jouw. Jij bent
niet de baas over mij. Ik wel hoor
en als je nog een grote mond hebt
dan zal ik je in het hok stoppen.
Dat moet je eens wagen. En nu is
het uit.
Er was een boer krelis.
Die was niet erg rijk meer.
Hy had ook geen kinderen.
Hi) woonde dus alleen.
Hij had ook een poes dat was een
jonge poes.
Die heette miesje.
Hij ving een heel veel muizen.
Op een dag had hij zich in een grote
muis verkleed toen waren de mui
zen niet bang
en toen had de poes 20 muizen dood
gemaakt
En opa zei flink zo poes
Mooi gedaan mies
Nu krijg je ook een koekje.
Dat vond poes fijn
alle muizen zijn nu op
Poes lachte
En zei niets.
20 muizen dat is een boel?
Tegelijk aaide hij poes over zijn
kopje.
Dat is zo lekker zacht
Die miesje
En poes zij mou.
Dat hoorde opa wel hij lachte maar
om mies
Maar daar ging de bel. En wie
was daareen poes.
Er was eens een jongetje.
Dat heette Jan. Op een dag ging
hij het bos in. Hij ging steeds ver
der toen hij weer naar huis wilde
gaan. Toen kon hij het huis niet
meer vinden. Hij ging een paadje
door. Toen kwam hij bij een wit
huisje. Daar klopte hij aan. Wat
kwam er uit. Een Toverheks. Ze
zei wat moet jij hier. Ik ben ver
dwaald zei Jan. Kom maar bij mij
zei de Toverheks. Jan kwam bin
nen. Hij keek door het raampje.
Toen zag hij zijn huis. Hij liep gauw
naar huis toe. Ze ze zeiden wat ben
je laat.
Er was eens kipje die was heel
knap.
Hij zat al in de tweede klas op een
keer zei de Juf. hoeveel is twee en
drie zei vier zei het kipje dat is
niet waar zei Juf. Je kunt noch
niet eens goed praten vijf dan zei
het kipje. Nou is het goed zei de
Juf wat ben jij toch knap. Dat kent
niet een jij bent een knappe jongen.
Jij bent nog knapper dan de Meis-
jer. Dat vint ons kipje erg fijn.
Hij zong de hele dag door.
Hij botste tegen een stoel aan en
viel om
12
Een goede kennis, werkzaam bij het Lager Onderwijs, stuurde ons een pak
ketje kinderopstellen; de oogst van de door haar beheerde tweede klas.
„Kijk ze eens door, misschien is er iets bij voor het maandblad, want alle
ouders vinden het leuk zoiets eens te lezen", was het advies van deze
onderwijzeres. Wij begonnen met het doorbladeren van het stapeltje op de helft
doorgesneden schoolschrift-velleetjes en zagen, dat de kinderen niet alleen opstel
letjes hadden geschreven, maar ze ook eigenhandig hadden geïllustreerd met
potlood en kleurkrijtjes. Vaak nemen de kinderen zo'n papiertje mee naar huis om
het vader en moeder te laten zien. Beseffen de ouders wel tijdig hoe aardig het is
zo'n „document" uit de eerste shooljaren te bewaren?
Wanneer men zo'n hele verzameling
kinderopstellen doorleest, dan komen
niet alleen de verschillen tussen de leer
lingen tot uitdrukking hun geaard
heid, hun vermogen om hun gedachten
te ordenen en weer te geven maar
ook zijn er merkwaardige vormen van
overeenkomst. Dat vaak sprookjes wor
den naverteld is begrijpelijk, want met
dit soort verhalen wordt het kind het
eerst benaderd. Wel valt het op, dat in
Opstelletjes uit de tweede klas
zo veel gevallen de boze heks als hoofd
persoon wordt gekozen; de heks die de
onschuldige, in het bos verdwaalde kin
dertjes belaagtEn dan zijn er ver
haaltjes over de dagelijkse belevenissen
dicht bij huis, vaak met boodschappen
doen als hoofdmotief. Het viel ons op,
dat daarbij één artikel sterk favoriet is:
de suiker. Misschien komt hier de snoep
lust even om het hoekje gluren We zul
len ons niet in dit probleem der kinder
psychologie verdiepen, maar overgaan
tot een bloemlezing uit dit werk van
zevenjarigen, compleet met alle fouten
en gebreken.
(Voor een volgend nummer hebben
we nog enige kinderopstellen bewaart)