Ha I it liiili'ii en lie iiiiimviiikel V( ar denier ójoncjen li, die leven in een tijd van alle gemakken en comfort, kunnen ons haast niet meer voorstel len dat er in onze goede stad een tijd is geweest, dat vrouwen, iedere middag tussen twee en vier uur, water moesten halen, en daarmee de vaten vulden die achter in de gang van hun huizen stonden! Dat was op de „Tonslagerij". Het buurtje dankte zijn naam aan de grote exportslagerij, die daar vroeger was. Veel vee werd daar geslacht, gezouten en in „tonnen ge slagen". Grote boten kwamen dan voor de wal, voor de verzending van tonnen vlees naar Engeland. Na verloop van jaren is die slagerij verdwe nen en werden er twintig huizen voor in de plaats gebouwd. De bui ten- en binnenmuren van de slage rij bleven zo veel mogelijk staan en toch waren het voor die tijd knappe woningen, Maar de mensen, die een huisje kregen waar het vet- of zouthok was geweest, waren niet gelukkig want alles, kalk, verf, ja zelfs be hang viel van de muren. Dat kwam door het vet en de pekel, die in die oude muren waren ge trokken, Voor in de buurt was nog een gedeelte overgebleven van de stal, waarin men het vee bracht, voor het geslacht werd. En daar, in die oude stal, was een waterkraan, Vooral op wasdag was het een drukte, van belang, want dan moesten de vrouwen van 32 woningen het benodigde water ha len. Als die stal eens had kunnen spre ken... want daar werden de dage lijkse nieuwtjes en allerlei andere zaken verhandeld, ook was er wel eens een flinke kibbelpartij, wat la ter met een kopje thee weer werd afgedronken. Later is ook de stal (nagebouwd tot woning. &~oen er een paar weken geleden een berichtje in de kranten ver meldde, dat er een Zaterdagavond- veiling van aardbeien was gehou den, riep dit enkele herinneringen bij mij op, die misschien vermel denswaard zijn, want men kan er van leren hoe het vroeger wel eens toeging. aar nu vanmiddag is ze nog in de 1 stal en staat er weer een groep vrouwen om de kraan. Het water klettert in de emmers, de ene na de an dere wordt er onder gezet en vol weg gedragen. Een gebogen oud vrouwtje komt ook met haar emmertjes, ze zijn niet zo groot, want dan kan ze ze niet meer dragen. Een veel jongere vrouw heeft haar emmers gevuld en zegt: „Dit is oek gien werk meer foor jou, buur vrouw, ik sal je vat wel even vol hale". Nu dat staat het oudje wel aan en met één emmertje sloft ze weer naar haar huisje terug. Als Klas, zo heet de jonge vrouw, ge noeg water heeft gehaald, geeft het oudje haar een paar „gruskes" voor in een kopje thee. Maar Klas heeft een plan bedacht. „Weet je wat", zegt ze, „ons meiske komt gauw van skool af, dan sal die alle middagen water foor jou hale!" „Dat is goed, Klas", antwoordt het oudje, „ik wil er haar wel wat voor ge ven". Klas gaat even op een omgekeer de emmer zitten en ziet haar buurtje aan. „Ja sien", zegt ze, „mien man en ik hè hur op een zangskooltsje deen, dat is Woensdagsavunds in de „Tuuntsje- skool, want och, ut kien kan su lief singe, maar dat kost geld vanself. Nou komt se fan skool af, dat nou wuden we hur oek graag naar de Pielsteeg naai winkel hè!" „Kan ze daar wat leren?" vraagt de aandachtige toehoorster. „Ja wis", knikt Klas, „knap verstelle en later oek machine-naaie, maar ja, alweer twee centen in de week". „Nou dat is niet duur, dan krijgt ze die van mij", lacht de oude buurvrouw. Klas staat lachd op van de emmer en zegt: „Nee se bin d'r niet duur want as se er twee jaar op weest het en se het goed oppast, dan krye se de helft van de centen oek nog werom!" \p een middag enige dagen later stap- te Klas met haar „meiske" naar de Pijlsteeg. Daar was het aangeven voor de naaiwinkel. De ingang van de naai school was in de Grote Kerkstraat, maar voor aangifte moest men in de Pijlsteeg zijn, bij een klein stoepje op, dan een donker, smal trapje op naar boven, waar in een kamertje enige dames za ten. Na een kort vraaggesprek met Klas werd haar „meiske", die „Sientje" heet te als leerling ingeschreven. Nu moest er ook nog een naaidoosje komen, had den de dames gezegd, „een blikken si garenkistje kan ook wel". Maar Klas vond: als je iets begint moet het goed zijn. Zo kochten zij diezelfde middag een mooi gekleurd naaidoosje, met een bont plaatje midden op het deksel, een schaar, wat naalden en spel den. Garen was niet nodig, want dat leverde de naaischool er ook nog bij, Als de meisjes aan 't naaien waren hetzij wit- of zwartwerk en hun draad was op, dan roepen ze maar „een witte" of „een zwarte". En trouw werd hun door de „Juffen" het gewenste gegeven. erguld stapte Sientje de eerste Maan dagmorgen met haar nieuw naai doosje onder de arm, naar de naaiwin kel. 't Was alleen maar 's morgens naai en, 's middags moest ze moeder helpen en water halen voor de oude buurvrouw. Zaterdags had ze het druk, want Zon dags kwam de stal niet open, en moest ze dus voor twee dagen halen. Maar Sientje sjouwde de ene „gang" na de andere. (Een „gang" water was twee emmers.) Maandags kreeg ze haar twee centen en een pepermunt en al waren haar ar men wel eens moe van het sjouwen, ze vond zichzelf een hele Piet, dat ze haar eigen naailesgeld verdiende, al was het dan maar met waterhalen. S. EI .ZENGA - KOOISTRA EE\ II A I.VI", EEUW (.ELEIHA Het is al weer ruim vijftig jaar geleden dat ik als „gardeniersjongen" met mijn „baas" op Zondagmorgen met aardbeien naar de markt toog, om ze daar aan de burgerij te verkopen, in de hoop er dan een paar centen méér voor te krijgen. Die markt was dan op de Voorstreek, zoals toen ook met de groentemarkt het geval was, van Amelandspijp tot De Nieuwe Doelen, westzijde. De aardbeien waren toen nog „verpakt' in stenen koppen waarop de naam van de gardenier-eigenaar prijkte, dit om te voorkomen dat een ander ze zich toe eigende, wat echter toch nog wel ge beurde. Deze koppen werden in platte korven geplaatst, die „bennen" werden ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1954 | | pagina 6