Feest aan de voet van de Oldehove
VAN EEN
JOFFER-VAN-VROEGER
AAN EEN
VROUW-VAN-NU
dat de tegenwoordige huisvrouw gehol
pen wordt door alle goede preparaten,
kant en klaar te krijgen in de winkels
voor schoonmaak, was en ziekte. Als
men ziet hoe vroeger van allerlei be
standdelen de meubelwas, de zeep, de
hoofdzakelijk slechts behoefte aan, als
wij het zo mogen noemen, ontkennende
hoedanigheden: hare rol is om zo te
zeggen, eene lijdelijke rol." Zij moet
immers voortzetten, aanvullen en hel
pen wat anderen op touw zetten; zij
moet echter nooit de leiding nemen.
„De gehuwde vrouw daarentegen, die
het welzijn en het geluk van anderen
in hare handen ziet gesteld, moet be
sturen, regelen, bevelen."
Ja, er is veel veranderd de laatste
eeutv. Zowel in de manier van het huis
houden leren als het huishouden doen.
Maar misschien zijn de wijze woorden,
waarmee het hoek van Maria Haeze-
hroek besluit nog steeds van waarde:
„Ja, zeggen wij dit luidde, en dit zul
len de laatste woorden van ons boek
zijn, de jonge vrouw, de huismoeder, die
al het gewigt van hare pligten beseft en
dezelve op eene waardige wijze weet
te vervullen, is de beschermengel van
het huisgezin."
M. J. VAN HEEMSTRA
geneesmiddelen samengesteld moesten
worden, dan nam ook dat veel tijd in
beslag van de vrouwen, die huishoudens
bestierden en haar gezin goed verzorg
den. En wat zegt u van de drie soorten
mutsen, die men kende, maakte en op
zette? Het waren de ochtendmutsen, de
huismutsen en de geklede mutsen.
ij weten niet of men tegenwoordig
op de huishoudscholen nog leert:
„Het beste verweermiddel tegen de
muizen is de kat, namelijk niet van de
soort der angorakatten, die eten, drin
ken, slapen en niet op jagt gaan; maar
een echte kat, grijs of bruin gestreept,
liefst van het ras, bekend onder den
naam van cipersche katten, in allen ge
valle een goede muiskat". Mocht u dit
niet meer onderwezen worden, dan kunt
u alsnog deze honderdjaar-oude goede
raad opvolgen!
Merkwaardig is het einde van het boek-
vol-goede-raadgevingen. Het 32ste
hoofdstuk is n.l. gewijd aan de „Zede
lijke pligten der vrouw." Wel heel
duidelijk komt in dit korte hoofdstukje
het verschil uit tussen de ongetrouwde
en de getrouwde vrouw van toen. De
overgang van jong meisje zonder zorgen
naar die van getrouwde vrouw is groot
geweest, alle eeuwen door. „Ongetwij
feld zijn de hoedanigheden van geest en
hart niet minder noodzakelijk in de on
gehuwde staat, dan in het huwelijk. De
oprechtheid, de bescheidenheid, de ge
lijkmatigheid van inborst, de zelfver
loochening, welwillende toegefelijkheid
jegens de gebreken van anderen, zijn
even noodig in den enen toestand als in
den anderen. Maar de ongehuwde vrouw
die in 't algemeen, slechts verantwoor
ding aan zich zelve schuldig is, heeft