opgespoten baggerspecie als vogel-dorado
S
In het Fries Natuur
historisch Museum la-
ten de vogels zich ge
makkelijker vereeuwi
gen dan in de vrije
natuur. Van links naar
rechts: een groenpost-
ruiter, een zwarterui-
ter en een bosruitertje
wittere borst en hals. Bovendien heeft de
kleine een lioht V-streep op de rug, welke,
volgens onze ervaringen, beter in het win-
terkleed dan in het prachtkleed te zien is.
Met een vrij scherp „trrrrr. vliegt het
vogeltje op. Naast dit strandlopertje is er
nog de kleine strandloper waarvan tie
borst vooral in het prachtkleed veel minder
gevlekt is dan dat van de kleine. Volgens
onze ervaringen houdt de kleinste zich
meestal afzijdig en sluit hij zich bijna nooit
bij andere soorten aan. Het herkennen van
de verschillen tussen beide soorten berust
op een jarenlange ervaring en zal voor de
beginner in het begin moeilijk zijn.
Oeverlopers vliegen met een luid „tjie-wie-
wie" op en bosruiters zijn duidelijk herken
baar aan de witte stuit en liuhte onder
delen, welke een contrast vormen met de
donkere bovendelen.
Voorts hebben we kans op ontmoetingen
met kemphanen en tureluurs, terwijl Wul
pen met hun melodieuze roep tot ver in de
omtrek hoorbaar zijn.
Op 22 Juli 1953 werd door de gemeente
raad besloten om op deze plaats een recrea
tieoord aan te leggen, welk plan in samen
werking met de Stichting „Recreatie-oord
Leeuwarden" zal worden uitgevoerd. Waar
eens vogels fourageerden zullen dan men
sen ontspanning zoeken, maar in zijn glorie
tijd was dit gebied van onuitwisbare Waarde
voor vogelliefhebbers; reden temeer om en
kele indrukken vast te leggen. Het is echter
nog niet zo ver en wie weet Welke vogels
we nog kunnen aantreffen, vooral nu een
groot gedeelte van het terrein opnieuw is
bijgespoten.
jdelijke
iar het
nergie- j
erlchof.
n Be- 1
>er een
pand
onnen-
iesland
de dr,
toege-
Leeu-
te 01-
lis van
varden
Her-
grote
latjes,
welke
:orga-
o zijn
advo-
n. Al
hun
i) ge-
t de
slib.
voor
oogd,
lis al
ve te
met
staan
emen
eling
later
s om
voedsel en verschillen in levenswijze van de
pluvieren onder meer doordat deze alleen
of althans in kleine aantallen bezig zijn.
Voordat we verder gaan eerst enige veld-
kenmerken; de groenpootruiter lijkt in
grootte op de tureluur maar verschilt van
deze door de lichtere en grijzere onderdelen
en heeft meer wit op rug, stuit en staart.
Bovendien is de klemtoon van de roep an
ders dan bij de tureluur en klinkt als „tjü,
•l". 'juAls een vogel van gelijke
direct na onze komst zagen we het vogeltje
in het afgedamde Woudmansdiep temidden
van enkele bosruiters. Toen we het vogeltje
een tijdlang hadden geobserveerd, gingen
we op zoek naar een geschikt plaatsje voor
de schuiltent. Na dit gevonden te hebben
bij een klein plasje, zagen we tot onze ver
bazing het franjepootje druk fouragerend.
We konden nu prachtig alle details bewon
deren. De gehele onderzijde was wit, de
bovenzijde daarentegen iets donkerder met
grootte met een luid „tjowiet" opvliegt en
verder van de tureluur verschilt door een
woeste vlucht, hebben we met een zwarte
ruiter te doen.
Bontbekpluvieren met een brede zwarte
band over de borst en een witte halsband
zijn eveneens druk bezig met fourageren,
soms in gezelschap van kleine pluvieren. Bij
deze laatste soort ontbreekt de witte vleu-
gelstreep en de vogel heeft tevens
vleeskleurig getinte pootjes, terwijl die van
de bontbekpluvier oranje zijn. Met een
prisma is bij de kleine bovendien de gele
oogring te zien. Ook de roep is verschil
lend; de bontbekpluvier heeft 'n melodieus
toe-lie.en de kleine een hoog „tie-uu.
De interessantste waarneming hebben we
in 1951 gedaan, namelijk een grauwe fran-
jepoot. Dit steltlopertje, broedvogel van
Noord-Europa en Schotland, ontdekten we
voor het eerst op 8 September, toen we van
plan waren een schuilhut te bouwen om op
deze wijze de gedragingen van komende
en gaande vogels te bestuderen. Reeds
snipachtige strepen; ook de schedel was
donker met een smalle nekstreep uitlopend
naar de mantel, verder nog een zwarte oog-
streep.
Tijdens excursies konden we tevens de
eigenaardige manier van voedselzoeken
beter bekijken. Het franjepootje draaide
hierbij als een tol in het rond, alsmaar in-
sectjes van het wateroppervlak oppikkend;
voorzover we dit konden zien, bestond zijn
voedsel voornamelijk uit kleine insecten. Op
19 September zagen we deze trekker voor
het laatst; volgens andere waarnemers Was
het diertje er op de tiende October nog en
heeft het er dus minstens een maand ver
toefd.
Behalve de reeds genoemde vogels zijn van
de laatste helft van Juli af altijd strand-
lopers aanwezig; vooral de kleine is dan
waar te nemen. In het zomerkleed lijkt dit
vogeltje op een verkleinde uitgave van de
bonte strandloper, maar verschilt door het
ontbreken van de zwarte buikvlek en de
rossig getinte borst; in de winter door de
BAUKE VAN DER VEEN.