1110 lijk toch wel de bomen. En daarom zien we met schrik elke boom, die in Leeuwarden wordt geveld en be groeten we met gejuich elk nieuw mager kaal takje, dat weer inge plant wordt en later tot een boom zal uitdijen. De Wilhelmina-lindebij het gemeentehuis, geplant bij de in huldiging van koningin Wilhelmina in 1898, de crocussen-boom" in het Rengerspark, die elk jaar omkranst is met de kleurige kelkjes, de hoge bomen van de oude begraafplaats, de bloeiende kastanjes op de Span jaardslaan en de geurende linden op de Tweebaksmarkt, nemen wel een aparte plaats in het stadsbeeld in. M. J. VAN HEEMSTRA. 7 anneer ik nu, enige malen per jaar, in de Papaverstraat te Leeuwarden logeer, dan denk ik nog vaak terug aan mijn prille jeugdja ren van 1884 af. Ik werd geboren in een van de woningen van Werk- manslust, waar mijn ouders tot 1892 hebben gewoond. Dit was toen het enige gebouwencomplex aan de Groningerstraatweg. Tussen het Hoeksterend en Werkmanslust was een grote gardenierstuin, in exploi tatie bij Dijkstra. Verder was Werk manslust omringd door weiland; ook tegenover dit woningcomplex, tus sen Groningerstraatweg en Schop- pershof, was land. Vrijdags was het hier vol uitgespannen paarden, die de rijtuigen der boeren hadden ge trokken. De rijtuigen vonden een plaats bij de uitspanning Klopma, wanneer de eigenaars de weekmarkt bezochten. Zoals Klopma de uitspan ning was voor weekmarktbezoekers, die van de Groningerstraatweg kwa men, zo konden de rijtuigen uit de richtingen Stiens en Marssum een plaats vinden bij de Groene Weide bij De Roos en later Albers en bij Oosterhof, wiens uitspanning la ter tramstation werd. De bezoekers, die uit het Zuiden via de Schrans de stad binnenkwamen, stalden voor het merendeel bij de Wirdumer poortsbrug. Opnieuw heeft een oud-Leeuwarder, thans in Amsterdam woonachtig, de pen gegrepen om iets over zijn Leeu warder jeugd te vertellen. En zo kun nen we onze lezers weer een schets aanbieden van Leeuwarden, zoals dit een halve eeuw geleden was. De ouderen zullen het beeld herkennen, de jongeren zullen nog eens duidelijk voor ogen gesteld krijgen welke grote veranderingen er in vijftig jaar in her stadsbeeld zijn ontstaan. Een deel van de boeren uit Noorden en Westen reed door tot de Lange Pijp naar het Gouden Wagentje, zo dat het ook daar Vrijdags vol rij tuigen stond. Het vee voor de markt werd voorna melijk aangevoerd door stoomboten en ook door veedrijvers. Hele colon nes, in rijen van vier achter elkaar, naderden 's morgens vroeg de stad en werden 's middags op dezelfde of een andere wijze weer afgevoerd, nadat ze al of niet van eigenaar wa ren verwisseld. De veedrijvers hadden lang niet al tijd een gemakkelijke taak om hun aan touwen gebonden viertal netjes in het gelid te houden en er werd dan ook menige klap met de stok uitgedeeld op de neus van het dier dat te voortvarend was en de front- rij verbrak. Onder de veedrijvers was ook een vrouw, die in bekwaamheid niet voor haar mannelijke collega's on derdeed. Gewoonlijk had ze de lei ding met het voorste viertal. Het kon gebeuren, dat ze plotseling haar stok in de hoogte stak en „Ho! riep. Wanneer na nog enige stappen de colonne stilstond, hurkte ze neer

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1955 | | pagina 6