Vlucht in de tabakskorf
Op 6 Februari werd de verpachting
voor de kermis gehouden.
0 Een felle brand verwoestte op de g
avond van 17 Februari de woning van
'ie familie I. van Staaijeren in de War- g
moezenierstraat. De bewoners moes-
ten zich in nachtkleren door de dak
kajuit redden, waarbij ze door buren B
werden geassisteerd.
Militaire vliegers van de basis B
Leeuwarden, die verleden jaar de B
„luchtbrug" naar Ameland in stand B
hielden, ontvingen op 18 Februari g
een oorkonde van de burgemeester g
van Ameland, de heer R. Walda. Het g
waren de sergeant-vliegers L. B. van g
Norden, N. A. Bak, P. van der Burgt
en G. ten Oever.
Koetsen en paarden van de stal- g
houderij Poelsma (verzorger van g
trouwerijen en begrafenissen) kwamen g
op 18 Februari onder de veilinghamer. g
Eén koets blijft in elk geval in Leeu- g
warden, want de Leeuwarder journa- g
listen besloten tot aankoop van een g
Berlin-vigelante. (Foto 5).
Op 18 en 19 Februari werd het fj
150-jarig bestaan van de synagoge te B
Leeuwarden herdacht.
Zestig jaar bestaat het Algemeen g
Leeuwarder Ziekenfonds en dit feit g
was aanleiding voor een drukke recep- g
tie op 19 Februari.
Een markante figuur onder het
personeel van de Nederlandse Spoor- g
wegen, niet alleen in zijn standplaats g
Leeuwarden maar langs zeer veel lij- g
nen, vierde op 23 Februari zijn veer- g
tigjarig dienstjubileum. Het was de g
heer M. H. Breevoort, die thans trein- g
controleur is.
Op 22 Februari gingen de ijsbanen g
aan de Bleekerstraat en in Huizum g
weer open.
De „luchtbrug" naar Ameland en g
Schiermonnikoog werd op 25 Februari g
weer ingesteld wegens onbevaarbaar- g
heid van de Waddenzee.
Terwijl in de Zuidwesthoek van de g
provincie op 25 Februari de wegen on- B
begaanbaar waren door dikke lagen g
opgejaagde sneeuw, bleef het noorde- g
lijke deel van de provincie en dus ook
Leeuwarden van deze overlast ver- §j
schoond. Hulp werd onder meer gebo- g
den door „sneeuwblazers" van de jj
vliegbasis.
Een vrouwenrijderij op de Leeuwar
der ijsbaan bracht op 26 Februari
Tine de Vries uit Kortezwaag de zege.
Ze werd blij gecomplimenteerd door
hooggehoede bestuursleden van de
koninklijke vereniging „De IJsclub".
(Foto 6).
roeger werd, net als nu in werkplaatsen en fabrie
ken vaak iemand in 't ootje genomen. Dat was ook
het geval bij de tabaksfabriek „De Oldehove" aan
de Nieuwestad.
Piet, één van de knechten, was een goedige man, die
allerlei baantjes opknapte, in de werkplaats en daar bui
ten.
Op een morgen kwam hij heel fleurig op 't werk. De
anderen zeiden al tegen elkaar: „Wat kijkt Piet vro
lijk!" Het duurde niet lang, tot ze hem vroegen, waarom
hij zo monter was.
„Nou ja," zei Piet, „ik zal 't jimme maar vertelle, maar
Jitske (zijn vrouw) zal vanmiddag pankoeken bakke, en
daar he'k zun zin an".
„Dan komme wij ook te eten", zeiden de andere knech
ten, maar onderwijl knipoogden ze tegen elkaar. Piet
deed de gehele morgen fluitend zijn werk en wreef af
en toe in de handen, terwijl hij mompelde: „pannekoe
ken, fijn jong!"
Tot de vele karweitjes die hij moest verrichten, behoor
de ook het buiten brengen van de asemmers, die al
tijd boordevol waren.
De oudere knechten hadden al eens met elkaar gesmoesd
om Piet van zijn pannekoeken af te brengen. Even
later kwam een knecht vlug de werkplaats in en
zei: „Zeg Piet, daar was een agent voor jou, je had
den de asemmers niet goed neerzet, hij wacht om twaalf
uur op jou".
Piet schrok en zei: „Och heden, hoe mut dat, want
Jitske sv. krekt pankoeken bakke". En wat verlegen keek
hij het kringetje mannen aan.
Deze lachten en zeiden: „Wees mar gerust, wij zalle
jou de deur wel ütsmokkele. Hier staan van die lange
korven van Java-tabak, daar gaan jou in leggen en twee
van ons sjouwe jou naar hüs, dan het die agent nog een
neus."
En zo gebeurde het om twaalf uur, dat twee jongeman
nen met een grote korf van Java-tabak tussen zich in
de fabriek uitgingen. Op de hoek van de Ype Brou-
werssteeg, fluisterde Piet: „Gaan jim de goeie kant
wel üt?"
„Stil", zeiden de mannen „de pliesie staat er nog". De
andere tabaks-kervers liepen op een afstandje achter
hen aan. Het ging de hele Nieuwestad af, 't Nauw door
over de Kelders en een eindje Voorstreek. Op de hoek
van de Wortelhaven zetten de mannen hun vrachtje neer
en maakten, dat ze weg kwamen.
„Binne we der hast"? zuchtte Piet uit zijn korf, maar
hij kreeg geen antwoord. Hoe hij probeerde het dek
sel los te krijgen, geen kans, het was door de maten
goed vast gemaakt!
Al gauw kwamen er mensen naderij. Ze dachten: „Wat
staat die korf daar vreemd en daar zit ook wat levends
in". Ook jongens kregen het in de gaten en zo werd
het een hele oploop!
Tenslotte naderde een politie-agent, die de mand met
de inhoud naar het bureau liet brengen. Daar kwam,
bij de opening een verschrikt mannetje te voorschijn,
die niets anders wist te zeggen dan: „Ik zal de asem
mers beter neer zette, maar nou mut ik naar Jitske
want die sü pankoeken bakke"!
De agenten lachten en begrepen wel dat ze met een
grap te doen hadden.
Piet kwam 's middags wel iets te laat op 't werk en
toen ze hem vroegen: „Hoe is 't gaan, hest lekker pan
koeken eten?" knikte hij en zei: „Mar ik bin toch nog
op 't bero terecht komen."
S. ELZENGA-KOOISTRA.