gesproken „woonwijk" in de stad als
de leerlooiers; maar zij woonden toch
weer niet ver van elkaar, want 't was
vooral op de Nieuwestad N.Z., en in
de Bagijnestraat en Haniasteeg dat
zij panden kochten en verkochten.
In 1634 overlijdt een zekere Bernt
Pieters, zeepzieder, en de lijst van
zijn gehele inboedel van meubels, kle
ding, linnengoed, enz. is voor het na
geslacht bewaard gebleven. Hij bezat
twee boeken: de bijbel en testament;
en gewapend was hij ook, want er ko
men op de lijst voor: „twee spietsen
en twee musketten met toebehooren".
Natuurlijk ontbreken de benodigd
heden voor zijn „zaak" ook niet en we
komen vele tonnen voor „asch" (pot-
as en ketels in de schuur tegen, die
door een zeepzieder uit Franeker wor
den getaxeerd.
In het geestige en aardig uitgevoerde
gedenkboekje van de vierhonderjarige
Zeepziederij „De vergulde hand" te
Amsterdam kan men alles over de
zeepbereiding in de oudheid lezen. In
die stad werden reeds in de vijftiende
eeuw bepalingen gemaakt op het ma
ken van zeep. En in de eeuwenoude
klassieke geschriften wordt zeep al ge
noemd, al is het daar meer een schoon
heids- en geneesmiddel. Als schoon
heidsmiddel wordt de zeep tegenwoor
dig ook nog aangekondigd, zie de ad
vertenties met wijze woorden en aan
trekkelijke portretten van beeldschone
filmsterren!
Aan de zeep kon ook een familie
naam zijn ontstaan te danken hebben;
wanneer we het Fries Museum be
treden, dan zien wij in de gang bene
den de portretten van Jan Zeper en
zijn vrouw, Nieske Tichelaar, geschil
derd door Accama. Een kleinzoon van
deze Jan, Jacobus Zeper, trouwde in
1837 met Maria Francina Philippina
Waller, waardoor de dubbele naam
Waller Zeper tot ons kwam.
Zo zijn wij dan via de maand Maart
en de schoonmaak terecht gekomen
bij deze mooie mijnheer, die er met
zijn witte pruik zo heel deftig uitziet
en de toch al statige gang van het
Fries Museum een nog indrukwekken
der aanzien geeft. (Foto links).
M. J. VAN HEEMSTRA.
DE GEVEL VAN HET KANSELARIJGEBOUW