A pril - grasmaand
Mei - bloeimaand
37
I v oor het bijzondere karakter van dit nummer noemen wij de vierde en
J vijfde maand van onze huidige kalender tegelijk. De naam van April
komt waarschijnlijk van aperire openen; immers in deze maand
openen zieli heel wat kleurige kelkjes. De Nederlandse naam is Grasmaand
en uit de tijd van Karei de Grote stamt de naam Paasmaand beide namen
spreken voor zichzelf. Het is een belangrijke maand voor de landbouw; bet
is een grillige maand wat het weer betreft; het is de maand van de April
grap, die nog steeds met succes wordt toegepast zowel „onder elkaar" als
in de pers.
Mei was genaamd naar de godin Maja, die de betekenis had van de Moeder
Aarde. Onze naam er voor is Bloeimaand. En zowel de gedachte van de
Mosder Aarde de vruchtbaarheid, alsook de „bloei" hebben samenhang
en bereiden ons voor op kleur en geur en nieuw leven.
Er is één Mei-maand, die ónze 1940, toen vreemde troepen ons
generatie nooit zal vergeten. Mei land bezetten en wij niet begrepen,
dat de kleurige bloemen niet als
teken van rouw weer in de donkere
aarde terugkropen. Toen menige
jonge man, „in de bloei" van zijn
leven dat leven ten offer gaf in de
vijf dagen oorlog. De zon scheen en
de vogels zongen en de aarde was
zo mooi als maar in de lente zijn
kan. En er was diepe rouw in ons
hart en een onbestemde vrees in
onze ziel.
Vijf zware jaren gingen Voorbij; ja
ren waarin de maanden en seizoenen
elkaar afwisselden. Waarin geleden,
gestreden en gebeden werd; waarin
langzaam maar zeker iets opbloeide
in Nederland, dat in vredestijd zo
dikwijls ontbreekt: eenheid, naasten
liefde, zich-zelf-vergeten, vraag-naar-
God.
Daar kwam een maand April met
zon en lentegeuren en voorjaarsge
luiden en op de vijftiende werd
Friesland bevrijd. Toen we het ge
juich van de bevrijde stad hoorden,
viel er iets van ons af dat als een
klemmende ijzeren band al die tijd
om ons hart had gez ten. En we
genoten volop van de lenteweelde
om ons heen, die weer zin had ge
kregen.
Drie weken daarna kwam de Mei
maand, die ons de algehele bevrij
ding bracht. Maar die meteen onder
streepte dat velen onzer een of eni
gen, die hen lief en dierbaar waren
geweest, nooit meer terug zouden
zien. Dat was de zwarte schaduw
op die zonnige Mei-dagen.
En nu is dat alles tien jaar geleden.
Zon en schaduw gingen aan ons allen
voorbij, de scherpe kantjes van wat
wij doormaakten zijn er door de tijd
afgegaan; het gemis en de rouw zijn
gebleven, al is het dan ook anders,
dan in 1945.
Moge het de rouwdragenden gege
ven zijn om mét hen, die geen ver
liezen leden, tesainen onze bevrijding
met een dankbaar gemoed te kun
nen herdenken.
M. J. VAN HEEMSTRA.