Keesje Eikeldop gaat varen
9
Feiten en feitjes
uit de vorige eeuw
15
Het was een hele warme dag geweest.
De wind was niet gekomen om de
bomen en bloemen wat koelte te
brengen. De zon had de hele dag ge
schenen en de bloemetjes hingen hun
slappe kopjes treurig naar beneden.
Maar toen de zon naar bed was gegaan,
kwam de maan te voorschijn en zij stond
lachend met haar bolle gezicht in de
donkere avondhemel.
De bloemen kwamen weer wat bij en
begonnen vrolijker te kijken, vooral toen
er steeds meer sterretjes aan de hemel
kwamen.
Op een dikke boomtak zat Vader Uil.
Hij had de hele dag zo'n beetje zitten
slapen, maar nu dat het donker werd
kreeg hij honger en hij zat te kijken of
hij ook iets lekkers kon vinden. Opeens
hoorde hij geritsel op het mos onder de
boom. Daar liep de Boze Kabouter. Hij
had een dikke zaag bij zich en ging
zeker stukjes hout zagen voor zijn win
tervoorraad. De Boze Kabouter liep in
zichzelf te praten.
..Ik kom nóóit klaar! Ik moet nog zóveel
houtjes zagen! En er is niemand die mij
wil helpen!"
De Uil hoorde wat hij zei en dacht bij
zichzelf: „Natuurlijk wil niemand je
helpen, want je doet altijd zo boos tegen
iedereen. Dan denken de dieren en de
bomen en de elfjes: ik ga liever iemand
helpen, die vriendelijk tegen mij is."
Weer hoorde Vader Uil geritsel. Maar
nu was het bij het kleine meertje, dat
verlaten onder de avondhemel lag. Er
begon een heel zacht windje te waaien
en het water kreeg rimpeltjes, net alsof
het een oud vrouwtje was geworden.
Het geritsel kwam, doordat een jongetje
met een eikeldopje op het hoofd naar
het meertje liep.
Dat was Keesje Eikeldop. Hij had de
hele dag geslapen omdat het zo warm
was. En nu ging hij wandelen en zag op
het water een heel klein bootje van
eikenschors drijven. Het bootje had een
groen blad als zeil. Met een grashalm
trok Keesje het bootje naar zich toe,
stapte erin en liet zich zachtjes drijven
over het meertje. Niet alleen Vader Uil
had hem zien wegvaren, ook de Boze
Kabouter had het gezien.
Juist toen Keesje Eikeldop los van de
wal was, kwam hij hard aanlopen. Hij
stampvoette van drift.
„Nu gaat Keesje daar maar lekker varen.
En hij helpt mij niet eens met houtza
gen! Ik ben altijd alleen. Niemand wil
mij helpen!"
Twee kikkers, die aan de kant zaten,
riepen tegen de Boze Kabouter: „Hoe
kan Keesje Eikeldop nu weten, dat jij
hulp nodig hebt? Dan moet je hem dat
maar eens vriendelijk vragen! Dan zal
hij je zeker komen helpen!"
Keesje had niets gehoord van dit alles,
hij was veel te veel verdiept in het
heerlijke zeiltochtje, dat hij in de stille
nacht kon maken. Hij bleef nog een hele
tijd op het water en het begon al licht
te worden toen hij met zijn bootje aan
de kant meerde. De Boze Kabouter was
naar huis gegaan, Vader Uil was weg
gevlogen. Alleen de kikkers zaten nog
in het gras.
M. J. VAN HEEMSTRA
22 Jan. 1834. Dr. J. Vitringa Coulon
te Leeuwarden maakt het plan open
baar om in Friesland een genootschap
van proefondervindelijke landbouw
op te richten.
30 Jan. 1834. De Leeuwarder schil
der Cornelis Wester gaat een portret
van Maria Louise schilderen boven
de schoorsteenmantel in de grote zaal
van het Raadhuis.
11 April 1834. Verschenen bij Brou
wer te Leeuwarden: „Brieven van
mijn vriend over het al of niet wen-
schelijke van een scheuring in de
Hervormde kerk."
20 Juli 1834. Op de Leeuwarder ker
mis is te zien het kunstwerk Salomo's
Tempel.