Een teleurgesteld man in deze mooie zomer PIETER LUITJES VAN DER MEULEN 7 In het kader van ons verhaal over het Vliet mag één man genoemd worden als voorbeeld van degenen, die, hier hun bedrijven tot bloei wisten te brengen. Het is Pieter Luitjes van der Meulen, wiens naam nog voort leeft in de straatnaam Pietersburen. Pieter Luitjes van der Meulen werd in 1720 geboren te Donkerbroek, als zoon van een koopman in schors en eigenaar van een runmolen In 1752 werd hij burger van Leeuwarden, hij kocht op het Zuidvliet een tweemaal afgebrande runmolen en herbouwde deze als een stenen molen, die „De Jonge Feniks'1 kwam te heten. Hier werd olie „geslagen", tras (metsel specie) en run (eikenschors) werden er gemalen en verder was er een plaatslijperij. Men ziet, dat Van der Meulen (die dit bedrijf samen met zijn broer Hermanus opzette) de zaken flink aanpakte,- hij werd trouwens een bekwaam werktuigkundige genoemd. Voor de huisvesting van zijn knechten liet hij een aantal woningen bouwen, met erboven zolders voor koolzaad en eronder oliekelders. Dit werd Pietersburen. Het succes in zaken deed Pieter van der Meulen besluiten zich ook op andere takken van industrie toe te leggen. Er kwam een zeepziederij en later werd een leerlooierij (met tachtig kuipen en veertig knechten) opge richt, Tot de stichting van deze looierij zou hij in staat zijn gesteld door enige inwoners van het Bildt, met wie hij van Amsterdam naar Friesland reisde. De Bildtkers hadden daar zo luidt het verhaal een grote erfenis opgehaald en ze leenden Van der Meulen dertig- tot veertigduizend gulden tegen- 2'/t procent rente. Het werd een bloeiend bedrijf vooral door de veepest-epidemie, die hem de gelegenheid gaf goedkoop huiden van ge storven dieren te kopen. De zeepziederij bleef niet bestaan, want de Leeuwarder zeepzieders kochten het bedrijf uit. Van der Meulen begon daarna in hetzelfde gebouw een zoutkeet. Verder had hij een suiker-raffinaderij en hij was hoofd van de meekrap-sociëteit (meekrap is een rode verfstof). Tenslotte was hij reder en dreef hij grote handel ter zee. Na de dood van Pieter Luitjes van der Meulen bleef van het bedrijf weinig over; in de eerste helft van de vorige eeuw waren alleen de olie- en trasmolen nog in bedrijf. plan ging niet door. Pas in 1656 kwam de zaak weer aan de orde en toen werd besloten de veelbegeerde brug het jaar daarna te laten bouwen. Dit is ook ge beurd en de verbinding VlietTuinen dateet dus van 1657. De verhouding tussen de stad en het Vliet bleef desondanks ook in de jaren daarna gespannen; van een formele er kenning van het bestaan van deze buurt door de stad was nog steeds geen sprake. Integendeel, af en toe verscheen er weer eens een nieuwe bepaling om de Vlietsters het leven zuur te maken. In 1668 werd bepaald, dat niemand zon der toestemming van de stedelijke ma gistraat op het Vliet mocht gaan wonen en in 1684 kwam een ordonnantie, dat een Leeuwarder het burgerrecht zou verliezen bij vestiging op het Vliet. Maar daartussendoor kwamen andere stedelijke maatregelen, die bewezen, dat men deze buurt niet geheel kon of wilde negeren. In 1675 werd een schoolmeester benoemd en in 1681 kregen de bewo ners brandemmers. Een brandspuithuisje kwam in 1712. Het zou echter tot 1839 duren, voor het Vliet met de stad werd gelijkgesteld ten aanzien van de open bare verlichting en de nachtwacht. Maar toen was het begrip „buiten de wallen" al grotendeels theorie geworden. De onafhankelijkheid van de stad heeft in de loop der eeuwen de Vlietsters groot profijt gebracht en de schade door de maatregelen van de stedelijke regering bleef klein. Zo kon de buurt zich snel en sterk ontwikkelen, ook als woonwijk voor aanzienlijken. In de achttiende eeuw waren er onder meer een oliemolen, een leerlooierij, een zoutkeet, een zeepziederij, een stiikerraffinaderij, drie vellenbloterijen, een lijmziederij, drie pottenbakkerijen, vijf jeneverstokerijen, drie bierbrouwerijen, een kalkbranderij en drie scheepstimmerwerven. Deze verscheidenheid is later vooral door de verdwijning van kleine bedrijven, als gevolg van de veranderende productie methoden teruggelopen, maar nog altijd biedt het Vliet een merkwaardig en boeiend beeld van veelzijdige bedrijvigheid op het gebied van industrie en handel. Het is nu ruim vier jaar geleden, dat neef Auke ging emi greren naar Californië, het land van de sinaasappelen en "e filmsterren. Voor de laatsten had hij geen zakelijke belangstelling, maar wel voor het fruit, waarin hij ging handelen, m samenwerking met een gedemobiliseerde Amerikaanse bevrijder, met wie Auke in de eerste maanden na de oorlog in kennis was gekomen. We hoorden maar weinig over de handel en wandel van onze neef in liet Verre Westen, maar hij stuurde een keer een foto waarop hij was afgebeeld naast een grote, glanzende met veel nikkelen opsmuk versierde auto en met een fragiele jongedame losjes aan de arm. De zelfvoldane blik, die Auke op deze kiek vertoonde, gaf hem het voorkomen van een man, die tot de bezit tende klasse behoort. Dit gold op dat moment alleen nog maar voor de auto, maar ook de jongedame zou hij spoedig de zijne kunnen noemen, want kort daarna kwam over de post een trouw- kaart. Ieder zei dus, dat Auke „goed terecht" was gekomen en zo was het ook. Met citrusfruit gaarde hij heel wat keiharde dollars bijeen en hij maakte aldra het plan met zijn vrouw een vacantiereisje naar Europa, Nederland en in het bijzonder Leeuwarden, te maken Het noodlot wilde, dat hij dit plan tot uitvoering bracht m de bijzonder zomerse zomer van 1955. Auke en zijn vrouw kwamen bij ons op bezoek toen ze al onge veer een maand in ons land hadden rondgedraafd om alles te bekijken: de Nachtwacht, Volendam en de E 55. Hij was dikker geworden en hij had gewonnen aan jovialiteit, wat zich vooral vitte in het schaterend uitdelen van schouderkloppen. Zijn bloes was versierd met drukke en kleurige figuren en hing los over de broek, waardoor de toenemende corpulentie op een tere plaats ietwat werd gecamoufleerd. Hij bracht ons onmiddellijk in kennis met zijn vrouw, die Betty bleek te heten en het prototype was van een filmschoonheid: ze zijn wel aardig om te zien, maar tien eender geklede exemplaren bij elkaar zijn niet meer uit elkaar te houden, zozeer komen ze met elkaar overeen. Betty zei „Hai" bij wijze van groet en plofte in een tuinstoel, want we zaten buiten, vanwege het mooie weer. We spraken over Californië en we spraken over Leeuwarden. We presenteerden een glaasje Sinas, om onze goede wil tot het doen bloeien van de citruscultuur te demonstreren. Wc zaten gezellig bij elkaar, maar ik voelde, dat er toch iets haperde aan hun vacantie-plezierZe misten iets bij het weerzien met Nederland; hun enthousiasme was te klein of te opgeschroefd wanneer ze over hun reis sjyraken. Misschien ruzie gehad, dacht ik, indachtig de vele verhalen over mislukkende huwelijken in Californië, in het bijzonder bij film sterren. En ik gaf het gesprek een neutrale wending door, volgens het beproefde recept, over het weer te beginnen. Het mooie, het stralende, droge zomerweer. En daarmee had ik onbewust de gevoelige snaar geraakt. Auke rees op uit zijn stoel, zuchtte smartelijk en zei klagend: „Dat mooie weer van julliealtijd zitten we thuis onder de zon, nooit regent hetaltijd die droogte en die warmteWil je wel geloven, dat ik naar één ding verlang? Naar het echte goeie slechte weer met regen en storm Het spijt ons voor Auke en zijn vrouw, maar we konden het ook niet helpen, dat het deze zomer zulk mooi weer was. En hoe graag we de jongelui uit Californië hun pretje hadden gegund, we blijven toch maar dankbaar voor wat we hebben gehad. Beter één teleurgesteld echtpaar dan een teleurgesteld volk

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1955 | | pagina 7