iStaclóbuó WEER DRIE LIJNEN 1 1 programma van een gemaskerde hard rijderij op schaatsen staat en dat, zoals vele uitspraken van vroeger, zeer wijze woorden bevat: „Als de Jeugd zich wil vermaken Op het IJs, dat vreugde biedt, Laat hen dan genoegens smaken, Weigert hun die roeping niet. Laat een ieder zich vertoonen In het Maskerade-pak t Is de nasmaak der Vier-Kroonen, Waar toch nooit iets kwaads in stak, 't Is maar 't onderscheid van kleeren 't Maakt een zot, en toont den Vorst, Laat hen vroeg de kunst maar leeren, Om te spelen voor Hansworst! M. J. VAN HEEMSTRA Op dertien December was het acht jaar geleden, dat in Leeuwarden de stads autobusdienst startte. Dat ging met het nodige vlagvertoon gepaard en een ieder was optimistisch. Anders was men natuurlijk niet met een dergelijke dienst begonnen, al werden er geen financiële wonderen van verwacht. Leeuwarden had immers al tweemaal eerder een stadsdienst gehad, die helaas beide een erg kort leven beschoren waren geweest en de exploitanten een niet onaanzienlijk financieel nadeel hadden opgeleverd. De N.T.M. ving haar taak echter met op timisme aan. Leeuwarden was veranderd en groter geworden, dus bestond er ook meer behoefte aan een stadsdienst. De directie scheen gelijk te krijgen, want de zaak „marcheerde" goed. Weldra had de stad vijf lijnen, maar heel gauw kwam ook de kentering. De val was diep, want °P 1 Januari 1951 waren er nog maar twee lijnen over, ondanks het feit, dat op alle mogelijke manieren was getracht de zaak rendabel en het de reizigers naar de zin te maken. Routes waren verlegd, er werd om het kwartier gereden enz. enz. Niets mocht echter helpen en zo luidden de pessi misten reeds ver voordat de helft van de concessietijd (31 December 1957) was verstreken, de doodsklok over de derde stadsautobusdienst. Het is gelukkig anders gelopen en zo kan na vijf jaar de derde lijn er weer bij komen. Op 1 Februari hoopt men op nieuw naar de wijk Achter de Hoven te rijden en ook weer naar het westen, achter de Westerparkstraat en verder door heel de nieuwe uitleg bij het Scha pendijkje. Dit is verheugend, want Leeuwarden is niet meer denkbaar zonder stadsautobus dienst. De inwoners hebben dat begre pen, toen de toekomst zo donker leek op die eerste Januari 1951, direct na de op heffing van lijn III. Van meet af aan is toen het aantal passagiers toegenomen. Natuurlijk niet in de eerste plaats, omdat men de N.T.M. wilde gaan steunen, doch omdat men plotseling gewend bleek te zijn aan de stadsdienst. Het vervoer liep daardoor flink op. In 1951 werden 897.856 passagiers vervoerd; in 1952 waren dat er 1.109.709; in 1953: 1.353.064 en in 1954: 1.694.147. Tot en met September van dit jaar staat men op 1.394.735 passagiers, hetgeen al weer 138.055 meer is dan in dezelfde periode van het vorige jaar. Met deze flinke ruggesteun heeft men het ook aangedurfd de derde lijn weer in te leggen, hoewel dat natuurlijk de eerste tijd het verlies weer zal doen toe nemen. Of er dan bij zoveel reizigers nog altijd verlies wordt geleden? En of, er is geen stadsdienst die rendabel is. Gelukkig echter zijn de verliezen aan zienlijk teruggelopen. In 1952 moest de gemeente het maximale bedrag van 25.000 subsidie betalen, het geen betekende, dat het verlies meer dan veertig duizend gulden bedroeg. In 1953 droeg de gemeente ruim zeventien en een half duizend gulden bij en in 1954 was dat bedrag weer een twee duizend gulden kleiner, zodat het totale verlies steeds verder van de veertig duizend gulden afkwam. Een en ander betekende echter niet, dat de N.T.M. geen strop meer had te boeken. Leeuwarden mag deze vervoersmaatschappij dus wel uiterst dankbaar zijn. Of deze maatschappij dan zoveel van de Leeuwarders houdt? Natuurlijk ja, maar zij wil de mensen uit haar vervoersge bied, die naar de Friese hoofdstad wor den gebracht, in die stad ook graag verder helpen. Vandaar dat de N.T.M. de stadsdienst mede uit service voor haar eigen klanten zo graag exploiteert. Het verlies mag echter niet te groot worden. Aan de Leeuwarders is dus in hun eigen belang de taak te zorgen, dat dit niet gebeurt. Het is ook een ere kwestie, want wat is nu een flinke stad zonder stadsdienst? Een doods provincie plaatsje en dat wil het Leeuwarden van

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1955 | | pagina 11