Van tien kabouters en een zilveren hoorn DE KLEURPRENT VAN KEESJE EIKELDOP 17 Uil Mil.- #7c*\ Er waren eens tien kabouters. Zij woonden in een hujsje in het bos. Dat huisje hadden zij zélf gebouwd van hout en takken en mos en stenen. Overal hadden zij lopen zoeken naar het materiaal voor hun huisje. En toen ze het gevonden hadden, waren zij aan het werk gegaan. Zij hadden het gebouwd onder een grote eik. Die eik was al heel oud en had door de stormen al een paar grote takken verloren. Maar de takken die nog over waren hingen over het kabou terhuisje heen, zodat de wind niet het mooie dak van mos kon wegnemen. De tien kabouters hadden allemaal een naam. Zij heetten: Sjankerdebal, Peltri- dewi, Korikeribi, Minoteribo, Balari, No- tibibi, Stonerian, Rikokaki, Trojenerilo en Koko. Toen ze bijna klaar waren met hun huisje kwam er bezoekl Sjankerdebal en Minoteribo waren nog op het dak bezig, Trojenerilo had de keukenkachel aangestoken om pannekoeken te bakken (je ziet de rook uit de schoorsteen komen!) en vier van de andere kabou ters waren om het huis bezig, toen zij opeens een oud vrouwtje zagen aan komen, Zij liep met een stokje en had een zwarte doek over haar hoofd ge slagen, want het was nogal koud die dag. ■,Wie zijn jullie?" vroeg het oude mensje. i.Wij zijn de tien kabouters" antwoordde Sjankerdebal van het dak af. „Wij hebben hier een huisje gebouwd. Woont u ook in het bos?" „Neen, ik woon hier heel ver vandaan: je moet eerst het bos door, en dan langs de beek en dan over de hei en dan door het struikenland en als je dan bij de vijf berken komt, daar woon ik. Maar 't is wel uren lopen!" „U hebt dat dan maar mooi gedaan", zei een van de kabouters, „u bent zeker al héél oud!" „Ik ben zó oud", zei het vrouwtje, „dat ik de tel van mijn verjaardagen ben kwijt geraakt. Ik weet niet meer of ik driehonderd of vijfhonderd jaar ben". „Driehonderd of vijfhonderd", fluisterden de kabouters, „wat is dat vréselijk oud". „Ik ben een heks", zei het oude vrouwtje. De kabouters schrokken erg, want zij hadden gehoord, dat heksen nare wezens zijn. „Een heks", fluisterden zij bang. „Maar je hoeft niet bang te zijn", zei het vrouwtje, „want ik doe geen kwaad. Ik ben een heks geworden, omdat ik mijn zilveren hoorn verloren heb. Als ik die weervind, dan ben ik weer een mooie prinses!" „Maar waarom zoekt u die hoorn dan niet?", vroeg Peltridewi. „Ik heb al een paar honderd jaar ge zocht, maar ik kan hem niet vinden", zei de heks. „Kunnen wij u ook helpen?" vroeg de jongste kabouter, Koko. „O, graag", zei de heks. „Willen jullie niet gaan zoeken voor mij?" „Maar we hebben net dat mooie huisje gebouwd" zei Notibibi aarzelend. „Dan pas ik zo lang op jullie huisje" zei het vrouwtje. De kabouters keken elkaar eens aan. „Ja", riepen zij in koor, „dat doen wij". En meteen holden zij naar binnen om wat brood in te pakken, want zij moes ten misschien een héle verre reis maken. En het oude vrouwtje ging naar de keuken, om de pannekoeken klaar te bakken, dan konden die ook nog mee. MAJA VAN HEEMSTRA Heel wat kinderen hebben met kleur- krijtjes, kleurpotloden of met waterverf van het plaatje van Keesje Eikeldop en zijn vriendjes een mooi „schilderij" gemaakt. Geloof maar dat het moeilijk was om de besten er uit te zoeken voor de drie prijsjes. We hebben de kleurprenten aan een hele boel mensen laten zien en toen ze alle maal gezegd hadden wat ze ervan dachten, konden we een beslissing nemen. De eerste prijs gaat naar Jannie Nijdam, die tien jaar is en in de Couperinstraat op nummer 5 woont. Nummer twee is de achtjarige Rudo Hooghiem, Corellistraat 60 en de derde prijs gaat naar een vijf jarig jongetje. Dat is Peter Baas, Willem Lodewijkstraat 109. Zij krijgen alle drie een mooi boek.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1956 | | pagina 17