Straat van de Lommerd, het Leger en de Lapkepoepen
I I
STADSGESCHIEDENIS VAN HOREN - ZEGGEN
bleven. De tuin is verkaveld en er zijn
allerlei schuurtjes en gebouwtjes tussen
de bomen geplaatst.
De heer Fokkema vond het bepaald geen
verbetering dat het Leger des Heils
65 jaar geleden een gebouw aan de Hee
restraat betrok (nu café Woldendorp)
aangezien de Turkse trom en de tam-
bourijnen hem op zondagmorgen veel te
vroeg wekten. Toen het Leger later een
huis opschoof, haastte hij zich het ver
laten pand te kopen en bij de verhuizing
van het Leger des Heils naar de Tuinen
kocht hij ook het tweede vrijkomende
huis om verder onheil te voorkomen.
De eerder genoemde porceleinkoopman
Van der Kaas was evenmin enthousiast
over deze nuttige instelling, want de
eerste dag de beste dat de Leger-muziek
onder grote belangstelling de Heere
straat indraaide, kreeg hij een jongen
plus de Turkse trom door zijn ramen.
Van der Kaas, die koster van de syna
goge was, sappelde met een porcelein-
kar door de stad, dreef zijn winkeltje
en stond vrijdags voor Amicitia met een
kraampje, waar de boeren stukken kren
tenkoek konden kopen. Zijn dochter
Drine handelde op de veemarkt. Vlak
bij zijn porceleinwinkel, in het vroegere
koetshuis, waar nu de meubelmaker zijn
bedrijf uitoefent, had ook de nog bij
velen bekende (dove) Jelle Huizinga een
pakhuis, waarin hij voornamelijk lege
flessen bewaarde.
De Heerestraat, gunstig gelegen, leende
zich uitstekend voor het vestigen van
bedrijfjes. Men vond er bijvoorbeeld de
steendrukker Pieter Krediet in perceel
no. 8, waar later ook het eerste kerk-
boekdrukkerijtje van Jongbloed begon,
men vond er in een klein, bij de bouw
van het Waterstaatskantoor afgebroken
huisje de weduwe Voogd, die een bordje
voor de ramen had: „Hier gladmangelt
men". Dan was er (waar nu de achter
uitgang van de firma Jakob Bakker is)
de schoenmaker Keeskamp, die altijd
voor het raam zat te werken en goud
smid Bolman, die aan dezelfde kant,
naast de Bank van Lening, zijn werk
plaats had, waarin heel wat gouden oor
ijzers zijn gemaakt en boven wiens
werkplaats zijn meesterknecht Haske
woonde en verderop woonde Ori, de
kleermaker, die kennelijk geen goed
gebit had, want de jongens uit de straat
moesten bij de roggebroodbakker op de
hoek van de Voorstreek altijd zeggen
„een vierde partsje roggebrood met
vooral sachte kusten, 't is voor Ori."
De Bank van Lening, de lommerd (de
Lombardsteeg van de Heerestraat tot de
Brol is door een deur afgesloten) be
heerst nog steeds de westzijde van de
straat. Het is een groot, strak, onper
soonlijk en somber gebouw, waarin nu,
achter de lommerdtralies het Fries Na
tuurhistorisch Museum gevestigd is. Het
gebouw had een prettig contact tussen
de bewoners in de weg kunnen staan,
omdat het het verband enigszins teniet
deed, maar dat was geenszins het geval.
Het brengen van de panden op maandag,
het halen op zaterdag, de drukte tegen
de kermis en de verkopingen onder
leiding van de toenmalige directeuren
Pruis, Steffering en later Zijlstra gaven
tenslotte ook weer vertier. De Heere
straat vormde wel degelijk een gemeen
schap. Er waren eigen Koninginnedag
vieringen met vaandeloptochten en vuur
werk in de straat en 's winters werden
er in de wat aflopende straat prikslee
wedstrijden met lampionverlichting ge
houden. Voor de Koninginnefeesten be
gonnen de jongens van de Heerestraat
direct na de Leeuwarder kermis al te
sparen en meteen ook werd (in het
geheim) begonnen aan de vervaardiging
van de vaandels. Voor de mooiste werk
stukken werden prijzen uitgeloofd.
Heel wat lommerd-klanten bezochten de
Bank omdat zij dorst hadden, en mocht
dat niet zo zijn, dan kregen ze het wel
bij de aanblik van de café's. In het te
genwoordige café Florida was vroeger
het Baptistenkerkje gevestigd, maar daar
vóór dreef de Duitse familie Baumann,
of eigenlijk mevrouw Baumann er een
café. In deze zaak, die een vast stam-
gastenpubliek had, waaronder vele Duit
sers, konden de Leeuwarders voor het
eerst kennis maken met het Dortmunder
bier. Duitsers woonden er ook in de
Heerestraat zelf, het waren de „lapke
poepen", die met het pak op de rug en
de lange pijp in de mond, de boer op
gingen. In perceel no. 10, waar beneden
de Joodse kalverkoopman Roosenberg,
later de barbier Chris Barendsma woonde,
had de familie Wahle het bovenhuis.
Schuin er tegenover, achter zijn zaak,
(nu fa. H. Brenninkmeijer) woonde Felix
Brenninkmeijer, die met zijn pak de
streek rond Birdaard bezocht.
Met de oude Heerestraters, die echter
schaars zijn, kan men uren praten over
de mensen en dingen, die de straat een
halve eeuw geleden levendigheid en
karakter gaven. Over de straat, die aan
de ene kant begrensd werd door een nog
niet drukke Oosterstraat (de Oosterbrug
was er nog niet) en aan de andere kant
door de Korfmakersstraat, die de ver
trekplaats was van de gele, met drie
paarden bespannen postkoetsen naar
Zwolle en Groningen van Van Gend en
Loos. Het enthousiasme, waarmee ze
dan vertellen is vergeeflijk, want de
liefde tot zijn land (en stad en straat)
is ieder aangeboren. Die oude Heere
straters zullen u nog veel meer kunnen
vertellen over Ori, de kleermaker, Kees
kamp, de schoenmaker, goudsmid Bolman
en zijn meesterknecht Haske, café Bau
mann en de Bank van Lening. En mis
schien vullen ze dit verhaal-van-een-
straat dan nog wel aan met bijzonder
heden over het Chr. Militair Tehuis,
dat zetelde in het tegenwoordige „bur
ger-kosthuis", over de woonkazernes aan
de westzijde van de straat en over juf
frouw Bodenhauser, die de jongedames
van de élite opleidde in de nuttige en
fraaie handwerken
F. L. SCHOUSTRA
H. W. KEIKES