Ia jaren weer eeas terug
M^indelijk! Na jaren weer eens terug in het goede, oude Leeuwarden,
lii Met duizend man stonden wij, uitgebraakt door de trein, voor de ver
stopte tourniquetten van de uitgang. Sjoerdsma, nog altijd dezelfde,
reikte mij over het hek heen de hand en, mij na een half uur bij hem
voegend, zei hij: „Je ziet het, nog immer hetzelfde hier!" „Goed", ant
woordde ik, „maar wordt het geen tijd, dat ze die derde poort ook open
gooien?" Sjoerdsma, de guit, glimlachte wijs: „De N.S. willen wel", zei hij,
„maar V.V.V. wil het niet. Hoe langer men in spanning staat te wachten
tot men in de stad wordt losgelaten hoe gretiger men zal zijn. Een fijn
psychologisch trekje. V.V.V. is alles in Leeuwarden nu."
„De grootste V.V.V.-markt van West-
Europa" is de slogan. „En daarheen
streven wij." Al sprekende voerde hij
mij over de Stationsstraat, waar weinig
was veranderd, naar het Zuiderplein.
Ook hier was alles vrijwel bij het oude,
zelfs de spoorwegovergang bestond nog,
maar naast de bronzen koe stonden twee
bronzen kalfjes. „Lis Mem is ook niet
van steen" zei Sjoerdsma blozend, mij
daarop snel naar de plek voerend waar
eens de Beursbrug was. „Ziet" sprak hij
eenvoudig. Inderdaad: wel verhief zich
nog de Beurs in zijn brokkige stomp
zinnigheid, maar de brug was verdwe
nen, eenvoudigweg omdat ook de Wil
lemskade verdwenen was. Waar vroeger
een gracht drabde, lag thans een wit
lint van beton waarover snelle turbine
automobielen haastig voortgleden, een
verrukkelijk gezicht! „Ga hier eens
staan" verzocht Sjoerdsma. Ik deed het.
Onder mij schokte de bodem en op dat
moment meende ik een zwak gerommel
te vernemen. „De metro van Leeuwar
den" zei Sjoerdsma. „Het is niet waar"
zei ik in opperste verbazing. „Toch
wel" hernam mijn vriend trots. „Na het
uitsterven van de laatste binnenschip
per hebben ze van de grachten tunnels
voor de ondergrondse gemaakt. Binnen
enkele minuten naar onze voorsteden
Wijtgaard, Stiens, Dronrijp en Zwarte-
wegsend". „Hoe bestaat het, in deze
bodem" antwoordde ik. „Er wil nog wel
eens een kikker door een raam sprin
gen, maar dat is een lekkage waar we
wel nooit over heen zullen komen" zei
hij onverschillig en vatte mij bij de
arm.
„Er is nog méér" vervolgde hij, terwijl
we halt hielden voor de grote, blote
Mercurius. „Kijk maar eens links." Toen
meende ik een fata morgana te bespeu
ren: waar eens het wijde Zaailand was
geweest verhief zich thans een impo
sant, reusachtig gebouw vol bedrijvige
ambtenaren, die van maximaal twaalf
hoog op de massa konden neerkijken.
Af en toe flitste, boven op het wit mar
meren dak, een rode lamp aan, hetgeen
door het talrijke publiek aan de voet
van het gebouw met een bewonderend
gemompel werd beantwoord. „Ons ge
meentelijk plangebouw" zei Sjoerdsma.
„Er waren op den duur zoveel plannen,
dat zij niet meer in het stadhuis konden
worden ondergebracht. Dit leidde tot de
bouw van deze kolos. Er zitten 2500
werkers in. Als iemand een nieuw plan
heeft bedacht, gaat er op het dak een
lamp branden. Op die manier ontstaat
een innig medeleven van de zijde der
burgerij."
Ik slaakte een zucht van diep ontzag.
„Er is evenwel één plan, dat nog niet
is uitgebroed" hernam Sjoerdsma op
spijtige toon, terwijl wij naar het kruis
punt van de Wirdumerdijk met de
Nieuwestad liepen. „En dat is het juiste
plan om de bouw van dit centrum te
bekostigen, maar goed
Voor hij was uitgesproken klonk een
kletterend geraas. Twee automobielen,
een Fin en een Oostenrijker naar later
bleek, waren op het kruispunt tegen
elkaar gebotst en deerlijk gehavend.
Sjoerdsma glimlachte. Ook anderen
glimlachten en een agent stond het
geval handenwrijvend aan te kijken.
„Dat was een beste, Jan" riep hij naar
een collega, die zoals mij nu duidelijk
werd de stoplichten met de hand
bediend had doch op dit ogenblik stra
lend van genoegen op de plek des on-
heils toeliep. Sjoerdsma, mijn schrik en
verontwaardiging bemerkende, schoof
mij haastig verder. „Een idee van de
V.V.V/' zei hij na enkele minuten.
„Foplichten noemen ze dat. Op een ge
geven moment, als er wat buitenlanders
komen aanrijden: hup, alle lampen op
groen. Zit er een botsing in, en meestal
is de grap goed voor een botsing, dan
zijn de bezoekers wel gedwongen hier
te overnachten. Vergeet ook de inkom
sten niet voor de locale garagehouders.
Het brengt jaarlijks duizenden op, maar
de Leeuwarders kennen de truc. Die
lopen er niet meer in."
Tijdens het bezichtigen van de Nieuwe
stad bewaarde ik een afkeurend stil
zwijgen, hetgeen Sjoerdsma niet weinig
prikkelde. Eenmaal op het eind van deze
centrumstraat gekomen herkreeg hij
echter zijn goede humeur en merkte
monkelend op: „Kijk eens naar de Olde-
hove!" Zonder bedacht te zijn op de
schok, die mij wachtte richtte ik de blik
op die eerbiedwaardige steenklomp.
Maar, wie schetst mijn verbazing toen
het plotseling tot mij doordrong, dat de
toren niet meer naar het noorden over
helde, zoals hij jaar en dag gedaan heeft,
maar naar het zuiden. „Wat is dat?"
stootte ik uit tot groot plezier van
Sjoerdsma, die thans zijn boze bui ge
heel verloren had. „Je had het nooit
verwacht, nietwaar?" riep hij schaterend
uit. „De beste stunt, die we hier ooit