5 gehad hebben, Jacobsz! Een schitterend staaltje van samenwerking tussen de Nederlandse fotografen, de uitgevers en de V.V.V." Ik snapte er niets van. „Maar waarom dan?" wilde ik weten. „Eenvoudig" antwoordde Sjoerdsma. „Er waren op den duur miljarden ansichten in omloop van de Oldehove, overhan gend naar het noorden. De markt was verzadigd. Geen hond vrat ze meer. Wat te doen? Men heeft de toren opge krikt en naar de andere kant laten hangen. Met één slag moesten miljoenen nieuwe ansichten van de Oldehove wor den vervaardigd. Er is een hausse ge weest in ansichten, tal van plaatselijke fotografen hebben thans landhuizen aan de Rivièra vol ijskasten en blondines. En vergeet ook niet, dat de prentkaar ten van de Oldehove thans enorme waarde als antiek hebben verworven. Een en ander is een reusachtige stimu lans geweest voor de handel in Leeu warden of dacht je dat we gek waren?" Ik ontkende zulks krachtig en blij stap ten we de Prinsentuin in, liepen langs een man, die dromerig een waterorgel bespeelde, wierpen een vluchtige blik in de langzamerhand wereldberoemde leeuwenkuil en zetten ons neer aan een tafeltje op het terras van het Kunst centrum. „Nog altijd de gewassen se pia's, neem ik aan?" Sjoerdsma knikte. „En de aquarellen en enig beeldhouw werk af en toe" antwoordde hij. „Zie je die man daar?" Hij wees mij een be jaarde parkwachter, die met een puntige stok papier en schillen van de paden verwijderde. Ik meende hem vagelijk te herkennen. „Picasso" zei Sjoerdsma. „Dus toch" zei ik ontroerd. „Inderdaad" zei Sjoerdsma. „Toen men ontdekte, dat de -ismen het ook niet waren, moest-ie wel weg. Hij bekende een vergisme te zijn en vluchtte naar het noorden. Het Kunstcentrum heeft veel voor hem ge daan. Hij zegt, dat hij dit prikken wel rustgevend vindt. Hij prikt uitstekend overigens. Af en toe schildert hij nog wel eens een doekje, maar de ogen en de neuzen hangen d'r niet meer bij. Tragisch." Op mijn beurt wees ik nu een opval lende verschijning aan. Het was een grijsharige figuur, die mompelend op een bank bij de leeuwenkuil zat en ge- ergerd met zijn wandelstok op de grond stamute zonder dat er evenwel iemand of iets in zijn nabijheid was, dat hem kon opwinden of boos maken. Dit ver wonderde mij zodanig, dat ik Sjoerdsma om opheldering vroeg. „O" antwoordde hij met een trieste glimlach, „dat is de goede heer X. Indertijd was hij een der grote voorvechters van de Friese be weging, doch je weet, dat deze gedachte zo om zich heen heeft gegrepen, dat thans geheel ons land practisch op een onbeduidende Hollandse Beweging in Amsterdam na Friestalig is. Zelfs de Groningers hebben op de Grote Markt plechtig hun hinderlijke ennetjes afgezworen. Wat beduidde dit voor mannen als onze grote X.? Dit: er was niets meer te bewegen. Men verstarde. Zijn felle artikelen werden geweigerd en er was niets meer om tegen te vech ten. Hij verzandde. Hij heeft nog eens een kleine actie gevoerd tegen de En gelsen omdat die de Welshmen zouden onderdrukken, doch toen Wales kort daarop het Fries ook invoerde was de lol er af voor hem. Nu zit hij hier maar elke dag en mompelt klachten over de jonge generatie, achHij verhief zich van zijn stoel en ik volgde hem na een laatste mistroostige blik op de eens zo grote X., die thans was opge staan en een steen wierp naar een duif. „Dat doet hij soms" zei Sjoerdsma over zijn schouder. „Stenen gooien naar Hol landse kroppers. Het is het laatste wat hem rest. Hij ging mij voor naar de uitgang van het park en wees in de richting van de Arendstuin. Op het welige gras verhief zich een aardige beeldengroep en op enige afstand een abstracte klomp gra niet. „Ook dat is nieuw voor je" zei hij. „De beelden van Us Drees en Us Romme, Us Tilanus en Us Zijlstra een idee van het plangebouw. Kolossaal niet? Het trekt altijd veel bekijks." „En die massa graniet verderop?" wilde ik weten. „O, een grapje van de Gronin gers" zei Sjoerdsma glimlachend, „dat is het beeld Us Quert, het heeft niets te betekenen." Hij keek thans op zijn horloge en mijn maag vertelde mij, dat het de hoogste tijd was voor de lunch. „Komaan" zei Sjoerdsma, „we gaan eens naar huis we kunnenDoch nauwelijks was hij begonnen of een knal en een harde klap trokken onze aandacht. Een Deense turmobiel was uit zijn koers geraakt en stond half op het trottoir. Terwijl de passagiers uitstapten en enkele voorbij gangers aanklampten, die het incident met een begrijpende trek op hun gezicht hadden gevolgd, daagde een heer op uit een klein bosje terzijde van de weg. Kennelijk had hij zich verscholen, het geen des te opmerkelijker was daar hij over zijn schouder een kloek jachtge weer had gelegd. „Heeft h ij gescho ten?" waagde ik te veronderstellen. „Precies" zei Sjoerdsma hoofdschuddend. „Hij kan het niet laten. Het is de direc teur van V.V.V., weet je." Dit was voor mij geen explicatie. „Hij kan het niet zetten, dat er nog steeds Scandinaviërs zijn, die zonder omkijken de stad door trekken" vervolgde Sjoerdsma. „Hij wil ze, koste wat het kost, zijn stad laten zien. Dit is zijn laatste troef: hij schiet hun banden stuk. Eigenlijk mag het niet, maar och. De politie voelt óók voor de stad, Jacobsz En hij voerde mij na jqren naar mijn eerste lunch in dat goede, oude Leeu warden. J. JACOBSZ Bij het kruispunt gingen we de Nieuwestad af

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1956 | | pagina 5