Van tien kabouters en een zilveren hoorn 17 \/f inoteribo, gezeten op de rug van 7 de zwaan, zette zijn mutsje eens recht, haalde diep adem, wreef zijn oogjes uit en ging gemakkelijk zit ten. „Een zwanenrug is heerlijk zacht" zei hij tegen zichzelf. „Maar wat doe ik hier eigenlijk? Ik viel van de brug, want de plank brak opeens en toen kwam er net een zwaan aan. Waar zijn mijn broer tjes?" Hij keek eens om zich heen, terwijl de zwaan door het water zwom en de bomen en rietpluimen en weide-bloemen langs hem heen schoven. Opeens bedacht hij dat hij op zoek was naar de zilveren hoorn. Zou de zwaan weten waar die te vinden was? „Mijnheer de zwaan", riep de kleine kabouter naar voren. Maar hij zag alleen maar een lange hals, want de zwaan was net bezig om onder in het water iets te zoeken om op te eten. Minoteribo wachtte tot de kop met de lange oranje snavel weer naar boven kwam en riep toen nog eens. „Mijnheer de zwaan, weet u ook waar de zilveren hoorn is? Ik ben met mijn broertjes op zoek, maar wij kunnen hem niet vinden!" De zwaan keek eens om. Hij had zoveel veren op zijn rug, dat hij niet eens ge voeld had dat er iemand boven op zat. Hij was dus wel een beetje verbaasd dat hij zo'n klein manneke met een puntmuts op vervoerde. „Zeg, Puntmuts, wat doe je daar op mijn rug?" vroeg de zwaan. Hij was gelukkig niet boos, maar hij was wel erg nieuws gierig. Toen vertelde Minoteribo het hele verhaal van hun huisje in 't bos en van de oude heks en de zilveren hoorn. Maar jammer genoeg wist de zwaan ook niet waar de zilveren hoorn te vin den was. „Mag ik dan alstublieft weer naar de kant gebracht worden?" vroeg de ka bouter beleefd, „want ik wou mijn broer tjes gaan zoeken, en dan samen de zil veren hoorn vinden." Nu, de zwaan vond het best om hem weer af te zetten. Hij zwom naar de oever en zette Minoteribo af vlak bij EEN VERVOLGVERHAAL VOOR DE KINDEREN een prachtige plant lichtblauwe vergeet- mijnietjes, die vlak bij het water stond. „Dag, mijnheer de zwaan, dank u wel voor het varen op uw rug!" riep Mino teribo en de zwaan knikte met zijn kop terug. De kleine kabouter klauterde tegen de kant op en keek of hij zijn broertjes ook zag, maar zij waren er niet. De andere kabouters waren ondertussen doorgelopen. Zij hadden er niets van gemerkt dat het bruggetje achter hen gebroken was. Zij liepen het veld door en kwamen toen bij een boomgaard. Daar stonden heel veel vruchtbomen in. De pruimebomen waren al leeg en de meeste perebomen ook, maar de appel bomen zaten nog helemaal vol. Doordat het erg gewaaid had, lagen er een hele boel appels op de grond. De kabouters hadden dorst gekregen van hun lange wandeling en ze raapten dus de appels op en beten er in. Wat waren dié appels lékker! Korikerdebi, die achteraan liep, keek eens naar boven in de takken van een boom, die vól zat met prachtige rode appels. Die zagen er nóg lekkerder uit dan die op de grond lagen, vond hij. Als hij daar nu eens bij kon komen. Thuis, in zijn eigen bos, was hij het geweest die altijd in de hoogste bomen durfde klimmen. Dat zou hij hier dus eigenlijk ook best kunnen doen. Hij pakte de stam beet, hees zich naar boven en zat even later op een brede tak. Hij zat zo gemakkelijk, dat het net was alsof die tak gemaakt was voor een kabouter om op te zitten! Nu kon hij bij al die heerlijke rode appels komen. Hij plukte er twee tegelijk en beet eerst een stuk uit de ene en toen uit de andere. Héérlijk waren zij. Terwijl hij daar zo zat, dacht hij opeens aan de zilveren hoorn. Zou die misschien hier verborgen zitten in de boomgaard? Hij at gauw zijn twee appels op en klom toen hoger en hoger in de oude appel boom. Hij zag geen zilveren hoorn en dacht: misschien hangt hij in een andere boom en dus zakte hij wat lager af in de takken en klom van de ene boom in de andere. Maar nergens was de zilveren hoorn te zien. Zijn broertjes hadden niets gemerkt. Zij raapten nog een paar appels en peuzel den die lekker op. Maar op 't laatst had den zij zóveel appels gegeten dat hun buikjes er helemaal dik van waren en zij nog maar heel langzaam konden lopen. En de zilveren hoorn hadden zij nog altijd niet gevonden! MAJA VAN HEEMSTRA

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1956 | | pagina 17