Van tien kabouters en een zilveren hoorn
17
Sjankerdebal dacht net: daar is nu
helemaal geen aardigheid aan om
sneeuwballen te gooien met iemand,
die zelf sneeuwpop wordt toen hij
opeens een geluid hoorde.... een héél
mooi geluid. 't Was een soort muziek.
Maar zulke muziek had hij nog nooit
gehoord, 't Was geen viool, die speelde.
En ook geen trompet. En ook geen fluit.
Wat zou 't dan zijn? (Wat denken jullie?)
Opééns wist Sjankerdebal wat het was.
Dat was de zilveren hoorn. Iemand had
de zilveren hoorn en speelde er op.
Meteen holde hij weg en liet Peltridewi,
die nu hélemaal in een sneeuwpop ver
anderd was, alleen staan in de koude
wind en de witte sneeuw. Zo hard als
zijn kleine beentjes maar konden, rende
hij naar de kant van waar het hoorn
geluid kwam. Hij liep zo hard, dat hij
niet eens merkte dat hij geen sneeuw
meer onder de voeten had. De zon
scheen en het was lekker warm. Hij
kwam van uit het sneeuwland in een
land met gras en mooie bloemen. Overal
zaten vogels te zingen in de struiken vol
bloesem.
Sjankerdebal holde en holde en holde
en toen opeenswat zag hij daar? Op
het zachte gras, tussen kleurige bloemen,
stond een mooi jong meisje. Zij had een
doorzichtig gazen jurkje aan, net alsof
het van vlindervleugels was gemaakt.
Op haar hoofdje stond een hoge puntige
muts, waaraan een dunne blauwe sluier
hing die zachtjes heen en weer bewoog
in de wind. Het meisje stond met de rug
naar hem toe. In haar handen hield zij
een glinsterend pijpje, waarop zij blies
en waaruit de heerlijkste en vrolijkste
muziek kwam, die 't kaboutertje ooit had
gehoord.
Toen hield het meisje op met muziek-
maken. Want zij had Sjankerdebal ge
zien. De kabouter nam zijn mutsje af en
maakte een diepe buiging.
„Zo, Sjankerdebal", zei het meisje
lachend. „Ben je daar? Kom je de zil
veren hoorn halen?"
„Kent u mij dan?" vroeg de kabouter
verbaasd.
„Ja zeker", zei het meisje. „En jij kent
mij óók! Kijk maar eens goed."
Sjankerdebal dacht: Ik heb d e ogen wel
eens gezien en die stem wel eens ge
hoord. Maar wie is het dan?
„Sjankerdebal, kijk eens wat er op de
grond ligt", zei het meisje. En zij begon
weer te lachen.
De kabouter keek. Op het gras, aan de
voeten van het meisje, lagen een oude
rok en een verkleurd lijfje en een pun
tige hoed. Waar heb ik d e meer gez en?
dacht Sjankerdebal. En toen opeens wist
hij het: dat waren de kleren van de
heks. De heks die hem en zijn broertjes
er op uit gestuurd had om de zilveren
hoorn te zoeken. Maar waar was de heks
gebleven? Er stond alleen maar een
mooi meisje.
Het meisje kwam naar hem toe. „Ik ben
die heks geweest. Ik was een prinsesje
in een ver land en er kwam een boze
tovenaar en die verande'de mij in een
heks. Ik zou alleen gered kunnen wor
den, wanneer er tien broertjes zouden
willen zoeken naar de zilveren hoorn,
die de tovenaar mij gegeven had. Het
zou voor de broertjes helemaal niet ge
makkelijk zijn om de hoorn te vinden,
maar als zij goed hun best deden dan
mochten zij de zilveren hoorn houden en
in hun huisje hangen en ik zou weer het
prinsesje worden. Toen ben ik gaan
zoeken naar tien broertjes en ik vond
jullie. En jullie zijn er op uit gegaan en
jullie hebben het helemaal niet gemak
kelijk gehad. Maar je hebt toch door
gezet. En nu heb je mij en de zilveren
hoorn gevonden. Toen jij daar zo hard
kwam aanlopen, vielen de heksenkleren
van mij af en ik draag nu weer mijn
prinsessejurk. En ik ben zó blij om weer
prinses te zijn! Ik ben jullie zó dank
baar!"
Sjankerdebal nam weer zijn muts af en
maakte weer een diepe buiging cn toen
zei hij: „En wij zijn vreselijk blij dat wij
u, prinses, en de zilveren hoorn hebben
gevonden. Maar hoe kon u zo ver weg
gaan, want u woonde toch in óns huis'e
toen wij op zoek gingen naar de hoorn?"
„Jullie huisje is hier vlak bij! Daér, waar
je die bomen ziet begint het bos al. De
zilveren hoorn lag hier onder de bloemen
verstopt. Ik ben dus alleen maar h'er
naar toe gelopen, terwijl jullie al je
avonturen beleefden. En toen ik wist dat
jullie klaar waren, heb ik de hoorn ge
nomen en er op geblazen. Maar waar
zijn je broertjes? Er is toch niets met
hen gebeurd?"
Sjankerdebal keek om zich heen. Ja,
waar waren zijn broertjes?
Weten jullie het?
MAJA VAN HEEMSTRA