3 gesteld voor zover betreft de bouw, alle voor rijwielen normale eigenschap pen bezitten, dan wel kennelijk en uit sluitend zijn ingericht voor een invalide èn zijn uitgerust met een motor met een cilinder-inhoud van ten hoogste 50 cc, waarvan merk en type door de minister van Verkeer en Waterstaat in de Neder- landsche Staatscourant zijn bekend ge maakt. Als normale eigenschappen voor rijwie len werden beschouwd: 1, de aanwezigheid van een stuur inrichting, trappers en één of meer zadels van voor normale rijwielen bruikbare vorm en afmetingen, welke delen zoda nig aan het rijwiel zijn aangebracht, dat dit ook met blijvend uitgeschakelde hulpmotor, gedurende langere tijd en met een redelijke krachtsinspanning zowel door een op het zadel gezeten bestuurder door middel van trappers als door een voetganger aan de hand kan worden voortbewogen; 2. de aanwezigheid van wielen met luchtbanden, waarbij de grootste middel lijn van de velg van het achterwiel ten minste 495 mm bedraagt, welke velg is bestemd voor montage van de banden maat 23 x 2 inch. Indien een rijwiel met hulpmotor dus een motor heeft waarvan de cilinder inhoud meer dan 50 cc bedraagt, of waarvan de inrichting zodanig is, dat de minister geen aanleiding heeft kunnen vinden om dit merk en type met een bromfiets gelijk te stellen, dan is dit voertuig een motorrijtuig. Aan deze regeling is een groot bezwaar verbonden, vooral bij de naleving van de voorrangsbepalingen. Een automobilist bijvoorbeeld kan moeilijk uitmaken bij het al dan niet verlenen van voorrang, of hij te doen heeft met een gewone bromfiets of met een snelbrommer. De snelbrommer moet wel een kenteken voeren, doch dit behoeft alleen aan de achterzijde te zijn aangebracht. Uit het feit, dat de bestuurder van een gewone bromfiets geen rijbewijs behoeft te hebben, mag niet worden geconclu deerd dat nu iedereen maar op een bromfiets mag gaan rijden. De bestuurder van een bromfiets moet namelijk de leeftijd van 16 jaren hebben bereikt. Kinderen beneden die leeftijd mogen niet op een bromfiets rijden, zelfs niet met uitgeschakelde motor. Aangezien de bromfiets voor de wet een motorrijtuig is, mag iemand, wie de be voegdheid motorrijtuigen te besturen bij rechterlijk vonnis is ontzegd, ook niet op een brommer rijden, gedurende de termijn van die ontzegging. Voor de bromfiets is een maximum snel heid voorgeschreven van 40 km per uur. Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat hij onder alle omstandigheden met die snelheid mag rijden. In de eerste plaats waakt het algemeen veiligheidsartikel hiertegen. Hij mag nimmer op zodanige wijze (dus ook met zodanige snelheid) rijden, dat de vrijheid van het verkeer zonder noodzaak wordt belemmerd, of de veiligheid op de weg in gevaar wordt gebracht. Bovendien geldt voor bromfietsers bij het rijden over rijwielpaden nog een speciale snelheidsbeperking. Zij mogen slechts met een zodanige snelheid over een rijwielpad rijden, dat verkeer op dit pad bij het voorbijrijden niet meer hinder ondervindt, dan in verband met de om standigheden ter plaatse toelaatbaar is. Omdat de bromfietser zich in principe als wielrijder dient te gedragen, behoort hij op het rijwielpad, aangeduid door de bekende ronde blauwe borden met wit rijwiel, te rijden. Hij mag dan niet op de rijbaan komen. Indien de rijbaan even wel is aangeduid met een rechthoekig blauw bord met opschrift: „Rijwielen met hulpmotor toegestaan" dan mag de brommer zowel op het rijwielpad als op de rijbaan rijden. Deze oplossing van het bromfietsvraag- stuk is niet geheel bevredigend, omdat de bromfiets een tussenvorm is tussen het motorrijwiel en de gewone fiets en derhalve noch tot het snelverkeer, noch tot het langzame verkeer behoort. De automobilist heeft grote bezwaren tegen de brommer op de rijbaan, de wielrijder duldt hem niet op het rijwielpad. De mooiste oplossing zou zijn verkregen, indien afzonderlijke bromfietspaden langs de wegen zouden kunnen worden aan gelegd. In verband met de zeer hoge kosten daarvan, valt hieraan evenwel helaas niet te denken. Indien een rijwielpad is aangeduid met het rechthoekige zwarte bord met het opschrift „Rijwielpad", dan mag de .brommer hierop slechts met uitgescha kelde motor rijden. Ook hierop is weer een uitzondering mogelijk, indien bij dat bord „Rijwielpad" tevens een bordje „Rij wielen met hulpmotor toegestaan" aan wezig is. Voorts is het bestuurders van rijwielen met hulpmotor verboden: 1. daarmede een aanhangwagen voort te bewegen; (omdat door de hoge bereik bare snelheden en lange remwegen hier aan te grote gevaren zijn verbonden); 2. een ander voertuig of de bestuurder daarvan voort te bewegen; (een wiel rijder mag wel een andere wielrijder voortduwen of -trekken, een bromfietser mag dit niet); 3. een dier te geleiden (zij mogen dus ook geen hond aan een lijn houden); 4. meer dan één persoon op het rijwiel mede te voeren. Is dit een kind beneden de leeftijd van 10 jaar, dan moet dit zich bevinden op een zitje met steun voor handen, voeten en rug. In tegenstelling met de gewone fiets, waarmede twee kinderen beneden de leeftijd van 10 jaren mogen worden vervoerd, mag de brom fiets er slechts één vervoeren. Omdat de bromfiets gelijkgesteld is met een rijwiel, moet er dus een bel aanwezig zijn en geen claxon of iets dergelijks. Het is verboden enig ander instrument dan een bel te gebruiken. Voor wat betreft de verlichting van de bromfiets gelden dezelfde bepalingen als voor de gewone fiets. De koplantaarn mag nimmer verblindend zijn en moet dus schuin naar beneden zijn gericht. Verschillende fabrieken brengen brom fietsen in de handel voorzien van lan taarns, welke twee soorten licht kunnen uitstralen, namelijk groot licht en ge dempt licht. Men mag hiervan echter al leen het gedempt licht gebruiken, ook op wegen buiten de bebouwde kommen. Verder moet de bromfiets zijn voorzien van een helder rood achterlicht, voorzien van rijkskeur en aangebracht op een 30 cm lange witte strook van het achterspat bord, terwijl het achterlicht niet hoger dan 60 cm boven het wegdek mag zijn. Ieder wiel van de bromfiets moet zijn voorzien van ten minste één goed wer kende rem, welke niet een bandrem mag zijn. Bij ten minste één der wielen moet de rem werken op een met het wiel verbonden trommel of schijf, dus bijvoor beeld een Torpedo-terugtrapnaaf of trom- melrem. Verder moet de krachtoverbrenging tus sen motor en de wielen op eenvoudige wijze blijvend kunnen worden onderbro ken. Bij een bromfiets, waarbij de motor het voorwiel aandrijft, moet deze kracht overbrenging bovendien zodanig zijn, dat bij plotselinge stilstand van de motor het voorwiel niet wordt geblokkeerd. Op het stuur moet een gas-regelaar aan wezig zijn, waarmede de snelheid op een voudige wijze kan worden geregeld, zon der dat de bestuurder het stuur daartoe behoeft los te laten. H. J. SNOEKC

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1956 | | pagina 3