voorbeeld van
vroegere
Leeuwarder
uurwerkmakerskunst
Met een klok als hier afgebeeld krijgt het gezegde „Zoals het klokje thuis tikt,
tikt het nergens" wel een bijzondere betekenis. Bovendien bezit dit uurwerk
niet alleen het vermogen tot tikken, het kan ook op de hele en halve
uren slaan en produceert verder desverlangd elk half uur een wijsje, dat uit een
soort speeldoos te voorschijn komt. De eigenaar heeft daarbij de keuze tussen zes
maal twee melodieën; met een wijzer kan men instellen wat men wenst. Deze
prachtige staande klok heeft nog meer eigenschappen: zij geeft de dagen van de
week, de data en de maanden van het jaar aan met behulp van achter openingen
in de wijzerplaat verspringende schijven. Dit mekaniek vereist slechts in de schrik
keljaren (eens in de vier jaar dus) de correctie, dat één dag moet worden bijgesteld,
verder houdt het rekening met de verschillende lengten der maanden. Ten slotte
geeft het uurwerk op aanschouwelijke wijze de maanstanden aan. Wanneer de
eigenaar in de nacht niet door het slaan of de muziek gestoord wil worden, dan
kunnen het slag- of speelwerk worden uitgeschakeld.
De klok, die een notenhouten kast heeft, vermeldt niet het bouwjaar maar wel de
makers. Dat waren, volgens een randschrift onder de wijzerplaat A. en T. Haakma
te Leeuwarden. In de „Geschiedenis van de uurwerkmakerskunst in Friesland" van
de hand van de heer Nanne Ottema vindt men deze klokkenmakers vermeld als
leden van een geslacht, dat zeer lang in de Friese hoofdstad dit ambacht heeft uit
geoefend en waarvan verschillende vertegenwoordigers ook voor de stad r.orgden
voor torenuurwerken. De hier afgebee'de klok is gemaakt door Arent Sikkes Haakma
en Theunis Haakma, die waarschijnlijk de broer van zijn compagnon was. Arent
werd in 1732, als opvolger van zijn vader, klokkensteller van de Nieuwetoren en
hij hield deze functie tot 1760. In 1755 werd de samenwerking tussen beide klokken-
en horlogemakers verbroken, zodat onze gangklok dus voor dit jaar moet zijn
gebouwd.
De klok van A. en T. Haakma, die in particulier bezit te Leeuwarden is, mag gelden
als een prachtig voorbeeld van de uurwerkmakerskunst, die vroeger in Leeuwarden
en ook in vele plaatsen daarbuiten door bijzonder bekwame vaklieden werd be
oefend. De laatste resten van deze industrie vindt men nu nog in Joure. Met hoeveel
vakmanschap deze uurwerken werden gebouwd mag blijken uit het feit, dat de
afgebeelde klok het in nauwkeurigheid niet tegen een modern electrisch exemplaar
hoeft af te leggen.
Tot slot de wijsjes, die deze klok op haar „repertoire" heeft staan. Het zijn: „Het
Patertje" en „Reveille"; „Malbroek vaart ten oorlog" en „Hoog op de zolder";
„Colijn een brave boerezoon" en „Boeredans"; „Psalm 42" en „Al is ons prinsje
nog zo klein"; „Wilhelmus" en „Schep vreugde in 't leven"; „Wien Neerlands bloed"
en „God zegen de koning". Uit het feit, dat het „Wien Neerlands bloed" van Tollens
(1780-1856) in deze serie voorkomt moet worden afgeleid, dat het muziekprogramma
van jongere datum is dan de klok zelf.