ostraat viel u/el eens „te versieren" Reveille in de brievenbus riaanstraatsje" is voor de meubelzaak van Bakker. Andries (om zijn afmetingen meestal Drieske) Bouma had een slagerij op de andere hoek. Dan komen fotograaf Deinema, de schoen maker De Lepper en brillenkoopman Hofstede, voor wiens huis een trapje was. Wat later de grote firma Drontmann zou worden, was toen nog maar een onbeduiden lapkewin- een Fries costuum droeg, was de Sint Jacobstraat één der mooist versierde straten van de stad. Op de hoek van de Klokstraat had men een een fraai model van de Nieuwetoren, gemaakt van latten, linnen en papier, neergezet. De toren zou 's avonds worden verlicht, maar dat bleek minder eenvoudig te zijn, omdat de veilige electrische verlichting toen nog maar keltje. De horlogemaker Hettema woonde naast Van Keulen, aan de andere kant van de naaimachinewipkel klopte de koperslager Doodkorte, wiens vader hier ook al woonde, de prachtige ketels, waarvan hij er ook altijd een paar „foor de glazen" had staan. In de zijmuur van zijn pand aan het Raadhuisstraatje zaten vooraan nog geen ramen; het was een prachtige, door vele ankers bijeengehouden gevelmuur van oude Friezen. Aan de overkant van het straatje woont ook al een man met een wat sombere naam, het is de bloemen- koopman Kerkhof, die tegen politiecommissaris Wesser „dag, buurman" kan zeggen. Op de hoek van het Hofplein is de hoofdwacht, het politiebureau dat regelmatig voor spectacu laire optochten, het „opbrengen" door de Sint Jacobstraat, zorgt. Nu nog even de overkant en we beginnen bij de Openbare Leeszaal, die gevestigd is in het pand van de vroegere provin ciale drukkerij. Daarnaast woont een Italiaan met de moeilijke naam, die de oudere Sint Jacobstraters zich nog herinneren als Gaikomaski. Hij was granietwerker en één van de aller eerste schoorsteenvegers in de stad. In 1880 vinden we in perceel no. 24 Joan Felix Lampe, ook al zo n lapkekoopman. Eduard Lampe, die de zaak voortzet is een indrukwekkende figuur, die velen zich nog herinneren. Z'n markante kop met het te kleine gleufhoedje, z'n onafscheidelijke bloem in het knoopsgat, z'n legendarische sportprestaties en z'n sterke stukjes. De heer Groenewoudt vindt men nog zelf in de ban ketbakkerij, die nog zijn naam voert, de heer Sanders senior drijft zijn kunsthandel en waar nu de fa. Plantinga gevestigd is, vinden we eerst de rijwielhandel Beintema en Koopmans (vermoedelijk de eerste in de stad), later Miedema's bedden magazijn. Bij de manufacturenhandel van Kaller kan het vrij dagse bezoek op een kopje koffie of een borrel rekenen. Nadat we geconstateerd hebben dat in het pand no. 8 al een poelier De Jong gevestigd is komen we bij de muziekhandel van Van Erp, die cello speelde in het Stedelijk Muziekcorps, dat regelmatig op de Lange Pijp concerteerde. Voor speelgoed konden onze grootvaders al bij de fa. Hermans terecht en op de hoek van het Naauw verkoopt de fa. Nicolaas Dijkstra comestibles en koloniale waren. Ge ziet het, een gezellige winkelstraat, gezellig vooral ook voor de bewoners. Een straat, waarin nog eens iets te doen was. Stonden voor hotel De Phoenix niet vaak deftige équi pages en later statige automobielen met kaarslantaarns? Het hotel De Phoenix had een goede naam en ontving niet-zelden belangrijke gasten, die dan per eigen omnibus van het station werden gehaald. De belangrijkste hotels hadden hun wagens bij de aankomst van de treinen uit Holland voor het station staan. Naast de koetsier zat de commissionair van het hotel. Ook toen werd er dus geld gebracht in het gebouw, waarin nu een belastingkantoor gevestigd is, zij het dan dat men er toen persoonlijk meer direct-plezier van beleefde. Behalve dan die politie-inspecteur met een baronnentitel, die in het hotel woonde. Hij leefde bijzonder royaal en hij heeft het eens gepresteerd alle bewoners van de Sint Jacobstraat in het hotel te fêteren. Het heet dat de man, die aanvankelijk zeer rijk was en een auto van tien mille bezat, zijn carrière ein digde als taxichauffeur in Amsterdam. De Sint Jacobstraat, we zeiden het al, was een straat, waarin nog eens iets te „versieren" was, ook letterlijk. Bij het be faamde koninklijk bezoek van 1905, toen koningin Wilhelmina in de kinderschoenen stond. Om de toren niet aan brandge vaar bloot te stellen, werd toen maar van de verlichting afgezien. Ruim dertig jaar geleden kreeg de straat een nieuw wegdek, er brak een nieuwe tijd aan. De keien verdwenen en werden vervangen door een bestrating van asfalttegels. Koperslager Doodkorte mocht als oudste bewoner de eerste tegel leggen. Maar zover was het nog niet, want als men een feest wil or ganiseren moet er eerst (veel) vergaderd worden. Besloten werd de straat met veel groen te versieren en daartoe trokken bijna alle bewoners in een gezellige optocht per „auto" naar Bergum. Er ging immers niets boven eigen inkoop en boven dien was het groen, dat direct zou worden aangebracht, vers. Aan de excursie naar Bergum nam ook deel de populaire politiecommissaris Wesser, die zich altijd solidair verklaarde met de Sint Jacobstraat, waarin hij tenslotte ook woonde. Het groen wérd gekocht, dat moet beslist eerst verteld. Op de terugweg, toen „de put er üt was dus, werd zo hier en daar eens aangestoken en de Sint Jacobstraters raakten er hoe langer hoe meer van overtuigd, dat er dezelfde avond wel niet veel meer van versieren zou komen. Na (heelhuidse) aankomst in Leeuwarden begaf het reisgezelschap zich naar het Leeszaalgebouw, waar IJpe Schaaf voor stoelen uit zijn bierhuis zorgde en waarschijnlijk niet voor stoelen alleen. STADSGESCHIEDENIS VAN HOREN-ZEGGEN Hoe het ook zij, de leden van het grote versieringscomité verzekerden elkaar voor het naar huis gaan plechtig de vol gende morgen om zes uur present te zijn voor het aanbrengen van het groen. Oók commissaris Wesser, die overigens bepaald geen ochtendmens was. Omdat gevreesd werd, en vermoéde- lijk terecht, dat de opkomst de volgende morgen wel eens teleurstellend kon zijn, troffen enkele slimmeriken van^ het gezelschap nog een overeenkomst met het „scheefnekje", de trompettist van de Leeuwarder straatmuziek. Voor een rijks daalder zou hij een reveille blazen in de straat. Het resultaat was verbluffend. Uit alle ramen kwamen slaperige hoofden van Bergum-gang.ers en het duurde niet lang of men stond aangetreden voor de versiering. Alleen commissaris Wesser ontbrak nog, het huis was potdicht en niets wees op een spoedige verandering van de situatie. En dus werd de reveille nogmaals geblazen, nu door de brievenbus van Wessers huis. En tot grote vreugde van de straat verscheen de commissaris bars grommend en geen lieve woordjes brullend aan de deur. Maar tussen twee krachttermen in zei hij: „goed, ik kom". En hij kwam en de versiering wérd aangebracht en het feest slaagde! Pas de laatste tijd is de Sint Jacobstraat aan nogal wat wisse lingen onderhevig geweest, maar nog steeds vindt ge namen uit het gezellige verleden, waarvan we nu enkele elementen hebben gesignaleerd. Een straat met bewoners, die de genoe gens van de goede oude tijd wisten te genieten. F. L. SCHOUSTRA H. W. KEIKES

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1957 | | pagina 11