VAN MESSEN
SCHERPSLIJPERS
Het is etenstijd en we gaan aan tafel. Natuurlijk
vinden wij daar bij ons bord een mes, een vork
en een lepel. Dat is nü heel natuurlijk maar onze
voorouders hebben die niet altijd bezeten.
17
wn»*f r-m J*lupus imptt:
3% >Jt
Met welke hulpmiddelen onze voorouders-in-de-grotten dineer
den? Er zijn op de wereld zóveel mesjes van vuursteen ge
vonden en zóveel plekken op de aardbol wijzen aan waar die
vuursteen gevonden werd (men vindt er nog de onafgewerkte
messen, pijlpunten, enz. met ontelbare splinters), dat men op
dat punt wel zeker is. Mesjes om de gedode buit te snijden
in kleine en grote stukken en er het vel mee af te stropen,
dat dan weer voor de garderobe verwerkt werd. Wanneer
men in Egypte chirurg was, dan gebruikte men een mes van
steen en ook uit het Oude Testament weten wij, dat deze
door de joden zijn gebruikt. Daar de gehele samenleving, dus
ook de tafelmanieren, in het zeer grijs verleden anders waren
dan nü, kunnen wij er zeker van zijn, dat men nog vrij
lang aan tafel de vingers gebruikte inplaats van iets wat op
bestek leek. Waarvoor had men anders zijn vingers ook ge
kregen?
Toen men eenmaal zo ver was, dat metaal de plaats van steen
voor allerlei voorwerpen had ingenomen, ging de wereld een
heel stuk vooruit. Men zal er zich in den beginne niet erg
om bekommerd hebben hoe het mes er uit zag, dat het goed
kon snijden was immers de hoofdzaak! Maar later ging men
de gebruiksvoorwerpen van alledag versieren - de volkskunst
werd geboren. Zo was het ook met de messen. Het heft kon
gevormd worden tot een mannen- of vrouwenfiguurtje, het
werd versierd met bloemguirlanden en arabesken, het be
hoefde helemaal niet rond en glad te zijn maar kon uit ver
schillende - als het ware aaneengeregen - ronde en lang
werpige figuurtjes bestaan. Het heft was soms van hout,
zilver, goud, bergkristal, porcelein, ivoor of andere schone
materialen. Ook op het lemmet werden soms versieringen aan
gebracht: een opgejaagd hert vervolgd door jachthonden, de
aanvangsnoten van een kerkelijk lied.
Waarschijnlijk is het pas in de 12de eeuw geweest dat men
zich meer ging bedienen van het tafelmes. In Frankrijk was
het Perigueux waar zich vele messenmakers bevonden, later
kwam er concurrentie uit Toulouse. Het werd mode voor man
nen en vrouwen om een mes in een kleine schede (die dikwijls
ook zeer lijn bewerkt was) met een kettinkje aan de ceintuur
te hebben hangen: ging men uit eten, dan legde de gastvrouw
geen mes op tafel neer, iedereen bracht zijn eigen mes mee.
Op oude portretschilderijen kunt u dat nog zien.
Kleine mesjes - wij noemen dat nu zakmesjes - waren bij de
Romeinen al in gebruik om de pluimen van riet bij te snijden,
waarmee men schreef. En we kunnen ons voorstellen dat men
ook in ons land, zo lang men met de ganzenpen de letters op
papier zette, deze zakmesjes gebruikt heeft.
Uit twee mesjes, die tegen elkaar in snijden, ontstond de
schaar - we zien dat nog aan sommige modellen van snoei-
schaar voor de tuin. En natuurlijk was het mes ook nodig
om te scheren, maar daar denken velen in onze dagen met de
electrische scheerapparaten niet meer over!
Toen een keer „het mes" bestond was het een klein kunstje
om het in verschillende grootte en vorm op de markt te
brengen: de reuze-messen voor de slager, de messen voor
tafelgebruik, de messen in zeer verschillende vormen voor de
chirurg, de messen om hout mee te bewerken, de messen die
als wapen of bij de jacht werden gebruikt, de messen die
nodig waren om het laken te scheren - we zouden zo kunnen
doorgaan, maar dan kwamen we nooit klaar.
In het Frankrijk van de vorige eeuw had men vrouwelijke
messenverkopers; zij droegen een naar boven toegeslagen
schort, waar uit de daardoor gevormde zakken verschillende
soorten mesheften staken. Op straat probeerden zij haar koop
waar aan de man te brengen en - om zeker te zijn tegelijk
met de reizigers in een of andere stad aan te komen - klom
men zij achter op de postkoetsen!
Wanneer het mes bot geworden was, dan kwam de messen
slijper of de „scharensliep'1We laten er u hier een uit vroeger
eeuwen zien: het is een heel eenvoudig vehikel. Op de slijp
steen, die met de voet in beweging wordt gebracht, valt een
dun straaltje water uit het kraantje, dat uit een soort houten
tonnetje steekt. Het plaatje is een der illustraties uit het zes
delige Franse werk over „het mes" van Camille Pagé, dat aan
het einde van de vorige eeuw verscheen.
M. J. VAN HEEMSTRA