toen een buurt met vertier nu een rustig grachtje STADSGESCHIEDENIS VAN HOREN - ZEGGEN 10 Er zullen maar weinig straatnamen in Leeuwarden zijn, die ook door de bewoners! - zo dikwijls fout worden geschreven als de Weaze. Zelfs in het boek „Leeuwarden 1846-1906" van de stadsarchivaris mej. R. Visscher wordt consequent „Waeze" geschreven, terwijl mej. Visscher toch de blauwe bordjes op dit Leeuwarder grachtje ook heeft kunnen zien, want het zijn oude t/ordjes. Er zijn trouwens heel wat oude bordjes op de Weaze. Aan de gevel van pand 34 zit een houten bordje DREG, maar de dreg zelf is nergens meer te vinden. Heel erg is dat niet, want vergeleken bij vroeger is het grachtje aanzienlijk beter verlicht tegenwoordig en het aan tal café's, dat steeds een belangrijk con tingent in-het-water-lopers leverde, is DE sterk ingekrompen. De slechte naam van de Weaze, en dan vooral aan de west zijde, handhaaft zich hardnekkig, hoewel veel van wat vroeger dit stukje tot „donker Leeuwarden" maakte, verdwe nen is. Om een beeld te krijgen van de Weaze rond de eeuwwisseling behoeven we onze fantasie niet al te sterk aan te spreken, want zo op het eerste gezicht is er niet veel veranderd. Ja, de keien zijn vervangen door klinkers, er is hier en daar een hekje langs de gracht gezet en een stootband voor auto's, er is een enkel huis gemoderniseerd, maar verder bleef alles bij het oude, voor zover het tenminste de vaste wal betreft. Op het water is het aanzienlijk stiller geworden, voornamelijk doordat er geen groente bootjes meer varen door wat vroeger wel heel toepasselijk de Warmoesgracht werd genoemd. Deze gracht immers vormde de verbinding tussen de garde- nierderijen aan de Potmarge en wat nog zo heet de Groentemarkt! Zelfs 's winters was er drukte op het water, de Weaze behoorde tot de binnengrachtjes, die het eerst toegevroren waren en waarop het prachtig schaatsenrijden was. Niet zelden ook werden er hardrijderijen gehouden. De oudere bewoners van de Weaze, dat zijn er trouwens niet veel meer, herinneren zich ook nog goed de niet al te best geslaagde pogingen van een aantal Belgen om op schaatsen voor uit te komen. De Belgen waren geïn terneerd in de eerste wereldoorlog in het herenhuis, dat Muntenburg genoemd werd en stond tussen het hoekgebouw, waarin indertijd de Openbare Leeszaal en Bibliotheek begon en het kruideniers winkeltje van Antje Kooistra op de hoek van de Blokhuissteeg. Muntenburg, het winkeltje en ook het hoekpand, dat ge bouwd werd op de plaats van de vroe gere schuur van Muntenburg, werden in 1919 afgebroken ten behoeve van de bouw van het imposante gebouw van de Amsterdamse Bank. Het was de afslui ting van een belangrijk hoofdstuk van de Weaze, want de verdwijning van het herenhuis liet de waarde van de oost zijde van de gracht als vrij voorname woonstraat devalueren. In Muntenburg woonde na de kassier Leo Mispelblom Beyer, die in 1902 vertrok, tot 1914 baron Van Harinxma thoe Slooten, die kanton rechter was (de oudere Weaze-bewoners noemen nog zonder aarzelen zijn voor namen Maurits Johan Pico Diederik) en van 1914 tot 1919 de vice-consul van Engeland Johannes Prillevitz, die in 1938 in Johannesburg is overleden. Waar we nu de kastmakerij van de heer Boerstra vinden op no. 37 woonde rond de eeuwwisseling kastmaker Feike Kui pers. Hij was de buurman van de boek houder Tjitze Schweer, dezelfde, die er nu nog woont, nu 91 jaar oud en al Weaze-bewoner sedert augustus 1896. Hij vestigde zich in '96 in het huis, waarin de timmerman Douwe Swart woonde, die toen verhuisde naar het hoekpand van de Weaze en het Zwitserswaltje. Toen de heer Swart het hoekpand betrok, was net twee jaar tevoren het grachtje van het Zwitserswaltje (tegelijk met Turf markt en Tweebaksmarkt) gedempt en was de Ayttabrug op de Weaze net ge slecht. Het huis had nog een deur aan de Weaze (het was no. 31, welk num mer men nu tevergeefs zoekt), de deur, waar doorheen de klantjes kwamen van de „vleeshouwersche" Betje Kan, die later naar de Slotmakersstraat ging en haar opvolger, de joodse slager Van der Hoek, die óók naar de Slotmakersstraat verhuisde. Achter het huis waren een slachterij en een koestalling, die in ge bruik kwamen bij timmerman Swart en nu bij diens zoon. Bij de verhuizing van de heer Swart van no. 35 naar no. 31 hield hij dezelfde buren; op het tussengelegen huis no. 33, waarin heel vroeger de goudsmeden de Attema's woonden, treffen we later de goudsmidsknecht Alle Holwerda aan (die in tal van Weaze-huizen heeft gewoond). Jack Ensingh, die eerst artist (duo En- singh!), later schoenmaker was en Roel, die kellner in Amicitia was en later chef van de Harmonie werd. En eigenlijk hebben we dan de interes santste bewoners van deze zijde van de Weaze al gehad, want in het rijtje huizen dat zich bevindt tussen Zwitserswaltje en Uniabuurt het inspringende ge deelte is al Berlikumermarkt wisselen de bewoners in te snel tempo om ooit tot de echte Weaze-bewoners te kunnen worden gerekend. Kleur kreeg het grachtje door de west zijde. Daar trof men niet alleen markante bewoners aan, maar ook een bont gezel schap gasten. Zeer talrijk waren de kroegjes en koffiehuizen, de slaapsteden en de herbergen, hier bewogen zich de dames, die de gracht een slechte naam gaven, hier werd af en toe een stevig robbertje gevochten. Ook aan deze kant begint de Weaze trouwens rustig. In één van de drie hui zen, die sneuvelden bij de verbreding van de Peperstraat, woonde de muziek onderwijzer Draper. De jeugd die op zijn muziekschool ging kon zich verzamelen op het kleine pleintje voor zijn insprin gend huis. Twee huizen verder woonde Samuel Isariah Rudelsheim, de joodse operrabijn. Op een zondagavond werd de rabbijn thuisgebracht door Goslinga, de bokkeboer van de Groningerstraat weg. Tijdens het afrekenen, dat nogal wat tijd in beslag nam, gingen paard-en- wagen er vandoor en kwamen in de

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1957 | | pagina 10