Met Kapitein Kijk-uit naar het land van de Palijntjes
17
Jullie zien natuurlijk dadelijk wat er op
het plaatje staat: een schip-met-volle-
zeilen op de golven van de zee. En welk
schip is dat nu? Dat hoef ik je ook niet
te vertellen, want jullie hebben het
gezien toen het gebouwd werd en toen
kapitein Kijk-uit er bij stond te kijken
of het wel goed werd.
Denk nu niet dat het toen opeens maar
klaar was. Er is nog heel wat getimmerd
en gehamerd, gesleept met planken en
kabels. Maar eindelijk was het dan zo
ver dat het schip te water kon worden
gelaten. En dan is een schip in zijn ele
ment en de kapitein óók!
Je weet wel dat kapitein Kijk-uit al
gezegd had dat behalve zijn vrouw Mora
en zijn kinderen Mono en Peki er ook
nog een heleboel dieren mee zouden
gaan. Waar kapitein Kijk-uit die van
daan haalde? O, hij belde een paar men
sen op en die vroegen het weer aan
andere mensen en toen wist iedereen
dat elk dier, dat graag een zeereis wou
maken, mee mocht op het schip van
kapitein Kijk-uit. En natuurlijk waren er
een heleboel dieren die wel eens een
zeereisje wilden maken. En dus kwam
er van allerlei aangestapt, aangewipt en
aangevlogen.
Toen moeder Mora al die dieren zag,
zei zij: „Nu moet er ook een heleboel
eten mee. Ik laat mijn man en mijn kin
deren niet honger lijden en dat kan ook
niet met al die aardige dieren." Toen
kwamen de bakkers met een heleboel
brood en roggebrood, en de groenteboer
kwam met appels en wortels en pinda's,
en de boer bracht hooi en stro en ieder
een draafde heel hard met manden vol
en kisten vol en wagens vol eten voor
de dieren. En ze gingen weer terug met
lege kisten en manden en wagens. Voor
dat alles moest maar ruimte zijn aan
boord - nu, die was er ook, want het
was een groot schip.
Toen kapitein Kijk-uit zag dat alles aan
boord netjes was opgeborgen, zei hij:
„Nu gaan de dieren er in. Nu moeten
jullie niet dringen, want anders zakt de
loopplank door!" En daar kwamen zij
dan: een giraffe en een hert en een var
kentje en een paar apen en een koe en
een hond en een kat en een paar ko
nijnen en natuurlijk de witte muizen en
nog veel meer. De muizen liepen tege
lijk met de olifant over de loopplank,
maar dat was niet erg want zij waren
zo klein, dat zij makkelijk tussen de
poten van de olifant door konden gaan.
Toen alle dieren aan boord waren,
kwamen vrouw Mora en haar kinderen
aan de beurt en toen was alles klaar.
De timmerman trok de loopplank in
hij ging mee voor als er eens iets kapot
ging de kapitein hees de zeilen
en daar voer het trotse schip van wal
af. Alle mensen die hadden staan kijken,
riepen en juichten en wuifden en zo
werd afscheid van de „Zeeleeuw" ge
nomen. Want de „Zeeleeuw", zo heette
het schip - dat weet jullie nog wel
en dat kun je ook zien aan de grote
„Z" die op het zeil staat.
Ik weet niet of jullie wel eens op zee
bent geweest, maar als de golven hoog
zijn dan begint een schip te schomme
len en dan kan het gebeuren, dat je
maag een beetje raar doet! Nu, dat ging
op de „Zeeleeuw" zo en de dieren, die
gedacht hadden dat het op een schip
net zo voelde als op de grond, keken
wel een beetje raar. De een lag half
ziek op een bank en de ander hing over
boord en weer een ander steunde tegen
de mast en zij voelden zich zó naar!
Kapitein Kijk-uit stond natuurlijk aan
het roer, maar vrouw Mora en Mono
en Peki liepen rond om de arme dieren
te verzorgen. Doordat zij het zo druk
hadden, hadden zij geen tijd om zélf
zeeziek te worden. Zij lieten de aap wat
eau de cologne ruiken en streken het
hertje wat over zijn kopje en het var
kentje legden zij op een dekentje neer.
En zo deden zij alles om de zieke dieren
te helpen. De giraffe was 't moeilijkst
te verzorgen omdat hij zo'n lange hals
heeft, maar Mono wist raad: hij klau
terde tegen de lange hals op en toen
kon hij een zakdoek met eau de cologne
onder de neus van de giraffe houden
en die was meteen beter!
Als je goed naar 't plaatje kijkt, kun
je de koppen van de zieke dieren boven
het boord uit zien steken. De vogels,
die achter het schip aanvliegen, horen
er niet bij, maar die gaan als ze moe
worden even op het zeil zitten om
uit te rusten.
En nu zullen we de „Zeeleeuw" maar
rustig verder laten varen; als wij de
volgende maand weer aan boord komen,
zijn alle dieren weer beter en is ieder
een vergeten, dat er zoiets als zeeziekte
bestaat! MAJA VAN HEEMSTRA
Een gevaarlijk zitje