onze dansavonden Belangstelling voor -i 2 De dansavonden in de Beurs van de Stichting Leeuwarder Gemeenschap zijn plotseling in het centrum van de belang stelling geplaatst door een serie inge zonden stukken in de Leeuwarder Cou rant. Het geheel vormde een nogal ver warrende verzameling meningen; er was kritiek, er was lof, er was kritiek op de lof en er was kritiek op de kritiek, er was lof op de kritiek en er was lof op de lof. Met andere woorden: men wordt niet veel wijzer van al deze be schouwingen, zodat alleen het feit over blijft, dat er een grote belangstelling voor dit initiatief van de Stichting onder het publiek leeft. Zonder dat we ons nu bepaaldelijk voornemen ons oordeel over al deze in de Leeuwarder Courant gepu bliceerde opinies te geven, lijkt het ons wel goed in ons eigen blad het een en ander te zeggen over de dansavonden en - in het algemeen het vertier in Leeuwarden. komende overdrijving van de tekorten in de Friese hoofdstad, dan nog blijft het feit bestaan, dat speciaal de jeugd, in breed verband gezien, een verantwoord ontmoetingspunt ontbeert. Vroeger ver vulde „Spoorzicht" in belangrijke mate deze taak, maar na het verdwijnen van deze dansgelegenheid is er een tekort ontstaan. Wel worden in verschillende zalen geregeld dansavonden gegeven, maar deze hebben veelal door de aard der organisatoren of van het bedrijf een wat exclusief karakter; niet iedereen komt er, omdat niet iedereen zich in de daar heersende sfeer thuisvoelt. Het is bijvoorbeeld een bekend verschijnsel, dat een groot deel van de jeugd zich slecht op haar gemak voelt binnen de ruimte der hotellerie van het betere genre. Elke zaak trekt haar eigen publiek en dit publiek wordt vooral bij dan sen gauw een „clubje apart". De samenhang tussen het gebrek aan vertier en de organisatie van dansavon den door de Stichting Leeuwarder Ge meenschap is niet ten onrechte in de beschouwingen betrokken. Zelfs al be hoedt men zich voor de veelvuldig voor in we gaan nog niet naar huis" Spreekt men over gebrek aan vertier in Leeuwarden, dan geloven wij dus, dat dit in het algemeen niet groot is, maar dat men wel een tekort aan mogelijk heden kan constateren voor het grote publiek, vooral onder de jeugd, dat in de commerciële sfeer niet wordt opge vangen. Dit ligt aan deze bedrijven zelf, zonder dat men hierbij van schuld kan spreken. Elke zaak trekt, in het positieve of het negatieve, haar eigen publiek en de exploitant heeft op dit proces maar weinig invloed. Hij kan alles proberen om beter publiek te trekken, hij kan alles ondernemen om een grotere groep te bereiken, het succes van zijn streven volgt niet automatisch uit zijn ijver en goede wil. En wanneer men weet, dat elke poging om een andere koers in te slaan een zeer hachelijke onderneming is, dan zal de zakenman zich over het algemeen wel hoeden voor gevaarlijke experimenten. Met deze voorzichtigheid heeft hij, van zijn kant bekeken, schoon gelijk. Deze overwegingen remmen elke kritiek op een gebrek aan initiatief in de particuliere sfeer, wanneer het er om gaat het gebrek aan vertier in onze stad (gedeeltelijk) op te heffen. Het beginpunt van de redenering, die de Stichting Leeuwarder Gemeenschap aanleiding heeft gegeven tot het orga niseren van dansavonden, lag niet op zakelijk terrein. Het was het voor ieder waarneembare feit, dat een grote massa jongelui in de vrije uren vooral op zaterdagavond niets omhanden heeft. Het enige „vermaak" is het slenteren in de binnenstad, met de Nieuwestad als centrum. Bovendien blijft het niet bij slenteren; deze menigte jongelui, die Dansleider F. C. van der Zwaag: rots in de branding normaal weinig binding vertoont, blijkt een opmerkelijke solidariteit te ontwik kelen, wanneer het gaat om het verwek ken van onrust en het bedrijven van baldadigheid. Het verleden der laatste jaren heeft een paar opvallende staaltjes van deze „jeugdactiviteit" te zien ge geven; we mogen in dit verband her inneren aan de heibel rondom de film „Rock around the clock" en tijdens nieuwjaarsnachten. In beide gevallen waren oorzaak en gevolg op geen enkele manier met elkaar in overeenstemming. De film kon alleen maar tot bijzondere beroering aanleiding geven, omdat men dit zo had afgesproken, beïnvloed door wilde verhalen van elders. Evenmin kan men de nieuwjaarsviering als zodanig rechtstreeks koppelen aan straatschen derij. In beide gevallen kon men spreken van „de lont in het kruitvat". Men kan proberen de lont weg te nemen, maar het kruitvat is daarmee niet ver dwenen; de explosieve kracht van de jeugd blijft bestaan, als een dreiging voor de samenleving maar ook voor de jongelui zelf. Natuurlijk is men geneigd in de eerste plaats naar de materiële gevolgen te kijken: naar de gesneuvelde ruiten en de kapotte straatlantaarns. Maar wat zijn de gevolgen voor deze jon gelui zelf, zo zij niet de dans ontsprin gen? Onmaatschappelijk gedrag wordt hun liefhebberij en ze vermoorden daar mee hun eigen maatschappelijke levens kansen. Daarover moet men niet te licht

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1958 | | pagina 2