Met Kapitein Kijk-uit naar het land van de Palijntjes
Op een morgen dat de lucht helder was
en de golfjes lustig kabbelden langs het
stoere schip „De Zeeleeuw", zei moeder
Mora tegen haar man kapitein Kijk-uit:
„Laten we aan de schoonmaak gaan!"
Dat vond kapitein Kijk-uit een pracht
idee, want op een schip moet alles er
altijd helder en netjes uitzien.
De kinderen mochten ook meehelpen.
Zij kregen ieder een emmertje aan een
touw en een kleine bezem. Kapitein
Kijk-uit en zijn vrouw hadden ieder een
grote emmer en een grote bezem. Ze
hingen de emmers buiten boord en als
er dan een mooie golf aan kwam, dan
werden de emmers gevuld en daarna uit
gegoten over het dek. Nu begrijp je wel
dat door de beweging van het schip het
water soms uit de emmers viel, terwijl
die nog boven zee hingen en daardoor
kwam er maar weinig water op het dek.
Kapitein Kijk-uit, zijn vrouw en zijn twee
kinderen waren dan ook al een hele tijd
bezig en toen hadden ze nog pas een
klein stukje van het dek besproeid.
De kleine Peki streek zich het haar uit
de ogen, zuchtte eens diep en leunde
vermoeid tegen de verschansing aan.
„Ik heb het zó warm! En ik heb zó'n
pijn in miin rug van al die zware em
mers!" zei zij.
Dat hoorde olifant, die een beetje had
staan slapen op het voordek. „Wacht
eens! Ik zal jullie een snuitje helpen",
zei hij. (Hij kon niet zeggen „een hand
je" helpen, want een olifant heeft geen
handen). En toen was het zómaar ge
beurd! De olifant zoog zijn slurf vol zee
water en als de slurf dan bóórdevol was,
spoot hij een prachtige straal over het
dek. Dat was nog eens werken! Opeens
was Peki haar moeheid vergeten. Elke
keer als er weer een waterstraal over
het dek spoot, zorgde zij ervoor dat zij
er gauw met haar bezempje bij was. En
dan maar schrobben en schrobben.
Kapitein Kijk-uit en zijn vrouw en Mo
no deden ook hun uiterste best en het
dek was binnen het kwartier zó schoon,
dat je er wel van kon eten.
Toen de olifant klaar was moest hij wel
een paar maal flink niezen, want het
zeewater kriebelde wat na in zijn lange
slurf. Maar hij had het er graag voor
over, want het was een behulpzame oli
fant. Kapitein Kijk-uit gaf hem een extra
stuk roggebrood als dank en toen moes
ten alle dieren komen kijken, hóé mooi
het dek wel geworden was.
Toen het dek klaar was, haalde vrouw
Mora de meubeltjes uit de kajuit om ze
flink af te borstelen. Daarbij werd ze
geholpen door de witte keeshond, die
jullie op het plaatje ziet. Die veegde
even met zijn harige staart over stoeltjes
en tafeltjes en er was geen stofje meer
te bekennen. Vrouw Mora was maar wat
blij dat ze al die dieren meegenomen
had op het schip, ze had het vast niet
alleen kunnen doen.
Maar toen kwam de was aan de beurt.
Nu, die was gauw schoon en uitgespoeld.
Maar toen! Vrouw Mora bedacht opeens
dat zij thuis, bij haar huisje in het dorp,
twee palen in de tuin had en daar spande
ze een touw tussen en daar hing zij dan
de was aan op. Palen! Waren die er ook
aan boord van een schip? Ja, er was
natuurlijk de mast. Die was stevig ge
noeg; daar kon zij het touw aan vast
maken. Maar het andere eind van het
totiw, wat deed zij daarmee?
Zij stond een beetje hulpeloos, met de
natte was over haar arm, om zich heen
te kijken. „Moeder, ik weet wat!" riep
Mo-no. „Ik zal de giraf vragen of die
voor tweede paal wil spelen!"
„De giraf als paal?" zei moeder Mora.
„Hoe kan dat nou?"
„Geef maar hier het touw", riep Mo-no
weer. En voor zij wist wat er gebeurde,
was haar zoontje langs de hals van de
giraf naar boven geklommen en maakte
het touw om de hals van dat dier vast.
„Nou, dat is me wat", zei Mora. „Zou de
giraf dat wel goed vinden?" Maar de
giraf vond het bést.
„Dit is niet de eerste keer, dat Mo-no
langs mijn hals naar boven klimt", klonk
het hoog uit de lucht. „Toen ik zo zee
ziek was, heeft hij dat ook gedaan en
toen heeft hij mij weer beter gemaakt.
En daarom wil ik graag helpen."
Jullie begrijpen dat de was zómaar droog
was. De giraf stond héél stil en de wind
woei de lakens en de slopen en de hand
doeken en de kleren als een heleboel
vlaggen uit over het schone dek. En na
een half uur kon moeder Mora de was
inhalen en gaan strijken.
Iedereen had honger gekregen van de
schoonmaak en kapitein Kijk-uit deelde
worteltjes en apenootjes en roggebrood
uit. Mo-no en Peki kregen elk een lollie!
En toen voer men weer door, naar het
land van de Palijntjes.
MAJA VAN HEEMSTRA
Het mooie weer komt aan